dinsdag 17 mei 2011

Voorouders 2

Zoals de database van www.weumelinge.nl laat zien, kan men zelden de familielijn terugvoeren naar 1600. Minder nog naar vroegere jaren. Enkele oorzaken daarvoor zijn zojuist al aangegeven.

Bij de bevolkingsregistratie van 1811 bleek bijna driekwart van de bewoners van Wemeldinge ook daar geboren. Uit plaatsen dichtbij kwam nog eens ruim een tiende. Dat waren de dorpen Biezelinge, Kapelle, Kattendijke, Schore, en Yerseke. Plaatsen ongeveer op een afstand van een uur gaans (5 km).
De rest was verder weg geboren, vaak nog wel op Zuid-Beveland. Er waren maar enkele echte uitschieters. Ongeveer één op de honderd inwoners, bij elkaar zeven, was "import". Geboren in een plaats die ver achter de horizon lag voor bijna ieder in die tijd (Katwijk, Den Haag, Hoogvliet, Nijmegen).
Het is verleidelijk, die lijn naar het verleden door te trekken. Zeeland bestond eeuwenlang immers uit eilanden, met moeizame verbindingen. Men ging hooguit voor bijzondere zaken nog wel naar Goes, of naar de markt op dinsdag daar. Een knecht of meid verhuurde zich bij voorkeur in Wemeldinge zelf, anders in de omringende plaatsen. Een ambachtsman zocht het (misschien noodgedwongen) nog wel wat verderop.

Bij dit beeld moeten enkele aantekeningen worden gemaakt.
De eerste is, dat op verschillende momenten vrij grote volksverhuizingen op gang kwamen. Bijvoorbeeld na 1585 (toen Antwerpen weer in Spaanse handen kwam). Vermoedelijk ook na 1609 (toen grote gebieden in wat nu Zeeuws-Vlaanderen heet, door stormvloed overstroomden, of bewust als onderdeel van verdedigingslinies onder water werden gezet). In het Trouwboek van Goes zijn duidelijke sporen daarvan te vinden. Genoemd worden alleen al op de volgende dubbele bladzijde, met 12 huwelijken in mei 1611:

5 echtparen, waarvan man en vrouw uit Goes kwamen (vermoedelijk ook daar geboren waren)
3, waarvan bij één van de partners aangetekend stond “vander Goes”
4, waarvan geen van de partners uit Goes afkomstig was


Alles bij elkaar kwam dus maar iets meer dan de helft van deze jonge mensen uit Goes. In de andere gevallen kwamen ze uit de volgende plaatsen in Zeeland:
Middelburg, Hulst, Seraartskinderen, ’s Grabbekerke, Cloetinge, Wolphaertsdijk.
Daarnaast uit vroegere woonplaatsen in Vlaanderen:
Antwerpen, Vraesen in ’t land van Waes, St. Anna ter Muyden, St Cruys, Steken in ’t land van Waes.

In Wemeldinge zijn de sporen van “nieuwkomers” wat minder duidelijk. Duidelijk is wel, dat bij voorbeeld een eerste predikant, landmeter, chirurgijn, en schoolmeester in Wemeldinge uit Vlaanderen, Wallonië, of (Vlaams) Noord Frankrijk kwamen. Dat betrof (in volgorde van de genoemde beroepen) Pieter en David van Orliens, Andries Servaes, en Jacob de Brawanter. Misschien ook de families Maes en Van Antwerpen. Eén van de huizen aan de Dorpsstraat heette Antwerpen. Dus in elk geval de naamgever van dat huis zal verbindingen met die stad gehad hebben.

Gezegd is al, dat ambachtslieden misschien voor hun werk en handel het wat verderop zochten. Dat gold zeker voor de schippers. Zij kochten volgens de Schepenakten meestal een schuit bij een andere schipper, of bij de scheepmakers aan de monding van Rotte en IJssel. Ze voeren waarschijnlijk vooral op plaatsen als Rotterdam, Dordrecht, Zierikzee, Veere, Middelburg, Goes, en Antwerpen, of Lillo daar vlakbij.

Bier werd toen nog niet in Wemeldinge zelf gebrouwen. Genoemd worden Jan Jansen en Willem Eeuwoudse Prins, brouwers te Goes, resp. te Rotterdam. Verder de brouwer “In den Orangenboom” te Rotterdam.

Een kleine toplaag op het eiland bleek rond 1600 familie en relaties ver buiten het dorp te hebben. Daartoe behoorden in de eerste plaats de grafelijke officieren en functionarissen van andere overheden (zoals de baljuw, raadsheer, rentmeester, rekenmeester, dijkgraaf). Daarnaast de Ambachtsheren en de notabelen van het dorp (predikant, chirurgijn, schoolmeester, landmeter).
Het dorpsbestuur was lang in handen van de rijke boerenfamilies met namen als Maelcote, Rijn (Foortsen), Schoudee.  Zij waren de eerste bewoners van hofsteden als de Hof in de Ruijsen, het Stelhuis, het Hof Maelcote, en het Huis ter Vesten, ook wel het Blauwhuis genoemd. Volgens C. Dekker (“Het kerkje van Adriaan van Velzen”, lezing gehouden in 1969) mogen in dit rijtje ook de families Dominicus, (De) Schipper en Wabeke worden genoemd. Later kwamen daar, volgens dezelfde bron, als nieuwe namen Dekker (van Maelcote) en Lindenberg(h) bij.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten