maandag 16 mei 2011

Voorouders 1

Het voorgaand lijstje bevat bijna geen familienaam die nu nog in Wemeldinge voorkomt, dus de lijn naar onze voorouders is zeker niet meteen duidelijk. Verder zijn de beroepen lang niet altijd vast te stellen. Nog moeilijker, waar ieder precies woonde. Toch zijn dat de hoofdvragen bij genealogisch onderzoek.

Veel bijzonderheden zijn te vinden in de Schepenakten van Wemeldinge. Voor een groot deel zijn de oorspronkelijke teksten (in oud handschrift, dat gedeeltelijk moeilijk te lezen is) uitgetypt en in een serie boekjes vastgelegd. In deze vorm zijn de gegevens nog moeilijk aan elkaar te koppelen.
Duidelijk is wel uit enkele akten, dat bijvoorbeeld Jan Jacobsz Schoe(n)maker (overleden omstreeks 1638) beslist geen lapper of schoenmaker was. Hij liet aan zijn weduwe en kinderen meer dan 26 gemeten land na. Een gemet was een stuk grond, dat  in een dag van zonsopgang tot zonsondergang  te bewerken was. Dat was bij benadering 40 x 100 m (0,4 hectare). Elk kind kreeg hiervan zijn gerechte part, bovendien nog 25 Pond Vlaams contant. Dat was ongeveer 150 gulden. Voor die tijd een flinke som. Waarschijnlijk circa drie keer de kosten van voeding en kleding voor een kind.
Twee oudere broers van de halfwezen traden als voogden van de jongere kinderen op. Zij komen ook in het lijstje voor. De één was Cornelis (schepen), de ander Jan (belastingpachter). Deze voogden worden aangeduid met hun vaders naam, als Cornelis, resp. Jan Jacobszoon Schoenmaker.
Deze gegevens komen uit de Schepenakten van Wemeldinge (RAZE 3595 fol. 2, 8v, 27, 45v, 55 en 3622 fol. 2).

Namen van een groot deel van de volwassen mannelijke bevolking van Wemeldinge zijn te vinden in het Grondregister, Overloper genoemd. Doorgaans werd elke zeven jaar het land opgemeten, en vastgelegd wie grondeigenaar was, en wie eventueel de pachter(s). In boekjes uitgegeven (uitgetypte) overlopers zijn er onder meer van 1582, 1589, 1624, 1645, en 1687.

De lijn naar onze voorouders wordt vóór 1811 (het jaar waarin het bevolkingsregister werd ingevoerd) steeds vager. Archieven zijn gedeeltelijk verloren gegaan, alleen belangrijke transacties werden vastgelegd, en vaste familienamen werden nog niet gebruikt.

Voor het uitpluizen van de familielijn zijn de kerkelijke registers belangrijk. Vooral de Doop-, Trouw-, en Begraafboeken, als die bestaan.
In Wemeldinge zijn de doopgegevens tussen 1597 en 1622 niet bijgehouden. Ook daarna zijn er nog wel hiaten. Lang niet altijd zijn de gegevens van vader en moeder vastgelegd. De lijst met huwelijken begint pas omstreeks 1750. Een begraafboek voor de NH Kerk van Wemeldinge bestaat niet. In een Ledenlijst zijn gedeeltelijk wel overlijdensdata aangetekend. Dan zijn er nog de Kerkrekeningen, waarin de lasten en baten werden verantwoord. Lasten voor onder meer de dominee, de koster, de schoolmeester, en van materiaal en arbeidsloon voor onderhoudswerk. Baten bijvoorbeeld uit stoelhuur en klokluiden.

De Kerkrekeningen leveren nog andere interessante gegevens op. Speciaal over de beroepen het volgende.

Kerkmeester was in de jaren 1634-1636 Cornelis Janssen Snoup. Predikant toen Mr Jacobus Plateel. Zijn tractement werd betaald door de Staten van Zeeland. Dat bedroeg 25 Pd als hij gehuwd was, en per eigen kind nog 8 Pd 6 Sch 8 Gr Vlaams. * Van de kerk kreeg hij een toeslag van 6 Pd 5 Sch Vlaams. Mr Jacob de Brawanter, schoolmeester (de bijnaam betekent Brabander, Vlaming) kreeg veel minder voor een jaar werk, 22 Pd Vlaams. Daarvoor was hij ook nog voorzanger en koster. In 1637 volgde Mr Cornelis Pietersen de Vrijere hem in die functies op. Deze hielp met schilderen van de kerk.
Mr Andries Servaes, chirurgijn, verrichtte, naast zijn werk als huisarts en mogelijk nog barbier, net zo goed andere taken. Hij hielp bijvoorbeeld Frans Jansen smit met het repareren van het uurwerk. Hiervoor kregen zij samen 12 Sch Vlaams betaald.

In de Kerkrekeningen tot 1640 zijn nog de volgende nieuwe namen en beroepen aangetroffen.
Jan Cornelisse Braber, schotter (dorpsbeambte om loslopende dieren te vangen). Hielp ook met het sneeuw ruimen op het kerkestraatje.
Job Cornelissen, ook genoemd Job Cornelisz Kasuweele, manusje van alles. Ving de uilen weg uit de kerk, maar metselde en pleisterde bijvoorbeeld ook de kerkmuur.
Cornelis Marinusse Coster (ordebewaker). Kreeg per jaar 10 Sch Vlaams om de honden uit de kerk te verjagen.
Jacob van Exem, smid. Kreeg voor arbeid en ijzerwaren 3 Pd 19 Sch 9 Gr Vlaams.
Jacob Janssen Hoogenthoorn, leidekker. Repareerde het schaliedek voor 4 Pd 11 Sch 3 Gr Vlaams.
Pieter Jan Huyssen, timmerman. Later wordt nog een Davit Gilissen timmerman genoemd, met Symon Knecht als helper.
Frans Jansen, smid wordt bij verschillende werkjes samen met dezelfde knecht genoemd. Zij maakten onder andere de trasbak (opvangbak voor regenwater bij de kerk) schoon.
Abraham Lesier, greelmaker [te Goes] (gareel-, of tuigmaker). Leverde twaalf leren brandemmers voor 4 Pd Vlaams.
Leyn Fransen Maes, tapper in het voorgaand lijstje. Leverde de kalk bij verschillende reparaties.
Ingel Michielsen, glazenmaker. Repareerde de kerkruiten.


* Bedragen in Ponden (Pd), Schellingen (Sch), Groten (Gr) Vlaams. In een Pond Vlaams (rekenmunt) gingen 20 Schellingen van elk 12 Groten, ofwel 240 Groten. Een Pond Vlaams was ongeveer gelijk aan 6 Caroliguldens (rekenmunt), van elk 20 stuivers. Er bestond geen vaste wisselkoers, omdat die afhankelijk was van het gewicht en edelmetaalgehalte van de gebruikte munten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten