dinsdag 14 juni 2011

Landmeters

In de tabel van de paragraaf Beroepen komen opvallend veel landmeters voor. Meer dan alleen voor het opmeten van stukken land rond Wemeldinge nodig lijkt. Uit de Overlopers is op te maken, dat dit werk eerst uitgevoerd werd door Anthonij Cornelissen Kempe, daarna door Dignis Mejonck, later nog door Johan Dominicus.
Uit de Schepenakten en de lijst met bekende toelatingen uit het boek "Admissies als landmeter" * kunnen hieraan nog zes namen worden toegevoegd Jan Gandolfs, Jan Davidsen, Heindrick Marinissen, Marinus Cornelissen Oliphant, Adriaen Christiaens Brick, Dignis Verburch.
Een eerste verklaring voor het op het oog grote aantal zou kunnen zijn (net als bij de smeden), dat er verschillende specialisten nodig waren. Landmeters waren namelijk in verschillende richtingen inzetbaar:

1) Als landmeter op het platteland.
2) Bij bedijkingen en andere waterstaatwerken
3) Als militair ingenieur, onder meer bij de bouw van vestingwerken.

Als gewoon landmeter (eerste geval) was hoofdtaak om per 5 - 10 jaar alle stukken land in het werkgebied opnieuw in te meten, en de eigenaars en gebruikers daarvan vast te leggen. Daarnaast moest hij incidenteel een stuk land opmeten voor verkoop. Of een kaart tekenen, te gebruiken in een geschil. Voor deze taak lijkt één landmeter in Wemeldinge ruim voldoende. In verschillende perioden zal een extra landmeter nodig zijn geweest voor reparaties aan de dijken. Genoemd werd al het verloren gaan van de polders Zichuit en Stormezande, en de noodzaak in verschillende polders bij Wemeldinge landinwaarts nieuwe dijken (inlagen) te leggen. Militaire toepassingen zullen er in Zuid Beveland niet zijn geweest.
De Universiteit van Leiden had sinds ongeveer 1600 een opleiding tot vestingbouwkundig ingenieur, die veel landmeters leverde voor het leger van Prins Maurits, later van Prins Frederik Hendrik. De Leidse universiteit werd in 1575 opgericht. Als vooropleiding was dan de Latijnse School nodig. Gebruikelijker weg was toch, het vak te leren in het veld, bij een ervaren landmeter. Met een goedkeurende verklaring van zijn leraar behoefde de leerling geen examen te doen, om toegelaten te worden tot het vak. Volgens het hierboven genoemd boek waren de eisen trouwens ook niet zwaar (p. 19). Er werd basiskennis algebra en meetkunde gevraagd. De aspirant-landmeter leerde vooral waterpassen (hoogteligging bepalen) en afstand meten. Daarvoor moest hij de benodigde berekeningen kunnen maken van lengte, oppervlak, en inhoud. Tenslotte was vaardigheid in het maken van mooie en nauwkeurige kaarten belangrijk.
Bij het Stadsbestuur, of de Staten van het Land, kon een aanvraag tot toelating worden gedaan. In een toelatingsprocedure werd daarna onderzocht, of aan de eisen was voldaan. Het ging hierbij niet alleen om vakbekwaamheid. Ook moest men ingezetene zijn, en van onbesproken gedrag. Na goedkeuring volgde een eedsaflegging. Daarin werd beloofd rechtvaardig te zijn, juiste maat te geven en [niet meer dan] het gebruikelijke loon te vragen.

[Bron ZA, Inv Nr 3147, fol 22, Register van eedsformulieren en beëdigingen]

Na toelating en eedsaflegging mocht de nieuwe vakman zich "Gezworen landmeter" noemen. Meestal ondertekende men dan ook met die titel.

Alle landmeters in Wemeldinge kwamen uit het dorp zelf, of de omgeving. Uit de bundel "Reymerswale, Burgemeesters en Schepenen 1513 - 1631" uitgegeven door de NGV (1989) blijkt, dat de familie Oliphant onder meer ambten bekleedde in Reimerswaal (voetnoten 31 en 59, uitgewerkt op p. 61 en 65). Dit was in de Middeleeuwen de belangrijkste stad van Zuid Beveland. Bekend zal zijn, dat de polders O van Yerseke herhaald door stormvloeden zwaar leden. In 1573 werd de stad door Geuzen geplunderd en platgebrand. Het was daarna niet veel meer dan een visserstadje, dat het bestaan nog wat rekte. In 1631 werd de stad definitief verlaten en aan de golven prijs gegeven.

Over mogelijke familierelaties tussen de genoemde landmeters is weinig met zekerheid bekend. De meesten kwamen wel uit families die schepenen leverden. Er zullen dan bijna zeker ook onderlinge verwantschappen zijn geweest.


* E. Muller, K. Zandvliet, "Admissies als Landmeter in Nederland voor 1811" (1987)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten