vrijdag 3 juni 2011

Geld en goed

Gangbaar beeld is, dat onze voorouders vooral in klinkende munt betaalden, en nauwelijks krediet gebruikten. Dat beeld spoort op het eerste gezicht helemaal niet met de Schepenakten van Wemeldinge over 1614 - 1697 (RAZE 3592, 3595 II, 3597, 3598). De meeste akten gaan over levering van onroerend goed. De aanleiding wordt zelden aangegeven. Vermoedelijk meestal een boedelverdeling, of aflossing van een schuld. Want de rest van de aktes betreft vooral erfeniskwesties en schuldregelingen. Een enkele akte gaat over iets anders. Dat zijn wel typische uitzonderingsgevallen. Bijvoorbeeld een accoord over een boedel, een taxatie, een herroeping van een levering, een verklaring onder ede, of op ’s mans eer.
Het betrekkelijk klein aantal transacties (1 - 5 per zitting, zitdag in het begin meestal zaterdag, later meestal vrijdag) geeft toch te denken. Namen en kwalificaties doen vermoeden, dat het grote publiek niet bij schepenen zaken deed. Het beeld van de Schepenakten zal dus flink vertekend zijn.

Rond 1600 waren onder meer de volgende munten in omloop:

Gouden rijder, 202 stuivers
Gouden rosenobel, 153 stuivers
Gouden dukaat, 76 stuivers
Zilveren rijder, 63 stuivers
Zilveren dukaat, 50 stuivers
Leeuwendaalder, 38 stuivers
Florijn, 28 stuivers
Gulden, 20 stuivers
Schelling, 6 stuivers
Groot, 1/2 stuiver
Oord, 1/4 stuiver
Duit, 1/8 stuiver


Alleen de kleinste munten werden veel gebruikt voor aankopen en verteringen. Grotere munten deden vooral dienst om geld op te potten. Als men tenminste kans zag om te sparen.

Beeld uit de Schepenakten is, zoals gezegd, dat veel van de opgetekende leveringen voortkwamen uit verdeling van een erfenis, of aflossing van een schuld.
Voor aankoop van huis of grond werden wel meerjarige schulden aangegaan. Een schuld moest binnen 20 - 25 jaar worden afgelost. Die termijn hield verband met de kortere levensverwachting. De rente lag in de regel rond de 5%.
Een hypotheek (of andere schuld met betalingen in jaarlijkse termijnen) kon bij schepenen worden vastgelegd in een schuldakte, een “schepenpaeybrief”. Een schuld werd meestal afgedekt door borgstelling, of door het geven van onderpand. Het onderpand bestond bijna altijd uit eigen land of huis. Een lijst met handelsvorderingen kon ook als zekerheid worden overgedragen. Dat gebeurde bijvoorbeeld met het derrinckboek van Jan Jacobsen (RAZE 3592, fol 134, 2-2-1618). Volgens de Zeeuwse Keur waren dat eigenlijk illegale verkopen van gedolven darink.

Uit een eigen analyse van de Schepenakten blijkt, dat gangbare prijzen (in orde van grootte) waren voor:

Varken, koe, of paard - Pd 5 - 10 Vls
Akker, van 1 G, met tarwe te velde - Pd 40 Vls
Boomgaard, van 1 G, met plukrijp fruit - Pd 80 Vls
Huis, in het Dorp - Pd 40 tot 100 Vls
Hoeve, met 1 G eigen grond of erfpacht - Pd 50 tot 150 Vls

Op deze indicaties komen grote uitschieters voor. Dat zijn wel hoge uitzonderingen.
De werkelijk betaalde prijs was (begrijpelijk) afhankelijk van algemeen prijsniveau, kwaliteit, en van vraag en aanbod op dat moment. Een mooi rijpaard (met zadel en tuig) kon wel voor Pd 40 Vls van de hand gaan.
De prijs van een stuk land steeg, als de oogst naderde. De prijs van een hoeve nam in theorie toe met de hoeveelheid meegeleverde grond. Een duidelijk verband is niet aantoonbaar.
Het gemiddeld jaarinkomen van een landarbeider (Pd 33 Vls, gelijk aan Gld 200) liet nauwelijks ruimte om dit soort dure eigendommen te verwerven. De Overlopers geven ook aan, dat veel land werd gepacht. Om als koper of pachter in aanmerking te komen, moesten minstens twee kapitaalkrachtige borgen gesteld worden. Eerste borg was meestal de koper zelf. Tweede een kapitaalkrachtig familielid, of goede bekende. Schepenen traden zelf ook wel als borgen op.

Een Pd Vls was, in Euro's van nu, rond € 1.000 waard. Die vuistregel geldt voor de periode 1640 - 1800. Daarvoor lag de waarde veel hoger. In 1600 op € 1.600, in 1620 nog altijd op € 1.400. Tot aan het einde van de Vrijheidsoorlog met Spanje trad dus sterke waardedaling op. Hierna kwamen nog wel schommelingen in koopkracht tussen € 800 en € 1.100 voor. De volgende grafiek laat dat zien. De dunne lijn geeft de waarden met intervallen van tien jaar aan, de dikke de daaruit berekende ontwikkeling (trendlijn).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten