maandag 20 juni 2011

Familielijnen

Buiten het Dorp lagen begin 17e eeuw rond de 50 woningen. Meestal aangeduid als "Hof". In Overlopers zijn, met omschrijvingen als "daer hij op woont", 44 bewoonde percelen aangegeven. C. Dekker noemt in "Wemeldinge" (p. 149) een getal van 56.
Vergelijking laat zien, dat de meeste van deze bezittingen later in andere handen overgingen. Of daaarbij familieleden waren of niet, kan zelden direct (alleen uit de namen) worden vastgesteld.

Bij overdracht werd de eventuele familieband tussen eerdere en latere eigenaar niet altijd aangegeven. Toenamen (derde namen) kunnen dan welkome aanvullende informatie leveren. Ze werden vooral gebruikt bij veel voorkomende namen als Jansen, Mattheeusen, en Pietersen. Om aan te geven, welke zoon van welke Jan etc. precies werd bedoeld.
In veel gevallen werd als toenaam het beroep toegevoegd. Anders meestal de woonplaats, of een nadere aanduiding (waarvan herkomst en betekenis voor ons doorgaans niet meer duidelijk zijn). Voorbeelden zijn: Frans Jansen Smit, Cornelis Arendsen Westdorp, Wisse Marinussen Brick.
Veel van de tweede of derde namen verstarden al vóór 1800 tot een familienaam. Maar er kan niet op worden vertrouwd, dat personen met eenzelfde naam verwanten zijn. Zelfs niet voor oude Wemeldingse namen, als Hovy, Maelcote, of Ruissen.
Duidelijk is, dat de Hovy's mogelijk al (ver ?) voor 1600 een stabiele familienaam hadden. In de Overloper van 1582 wordt de familie trouwens helemaal niet genoemd als grondeigenaar. Maar er bestond toen wel een Hovy-hoek (Hoek 5, vermeld als Hovinge hoeck) en een Hovy-buurt (Hoek 13, vermeld als Hovinge buyrte), allebei in het Oostambacht. Opvallend is daarom, dat de Hovy's volgens de kadastrale kaart van 1813 (ook ?) juist in een hoek W van het Dorp moeten hebben gewoond (Hoek 19, in 1582 vermeld als den Hoeck daer Christiaen Fortss Brick in woont, op de kadastrale kaart aangeduid als Daer de Hoviën hebben gewoond). Of later ook andere families de naam Hovy (in de betekenis van Van 't Hof en tuinder ?) * zijn gaan dragen, is mij niet duidelijk. Maar het is, net als bij andere beroeps- en plaatsnamen, zeker te verwachten.
Schout Pieter Pieters Maelcote werd waarschijnlijk zo genoemd naar een eeuwenoude hoeve, toen zijn eigendom. Later kwam die terecht in een andere familielijn. Overdracht blijkt uit een latere akte. RAZE 3597, fol 111 (15-1-1654). Jacomijnken Pieters Verburgh, weduwe van Cornelis Mejoncq levert aan haar schoonzoon Jacob Mejoncq een hoeve, gelegen in de Maelcote. Interessant is, dat zo drie familienamen uit Wemeldinge worden gekoppeld. Maelcote, Verburgh, en Mejoncq. Het waren wel schepenfamilies. Daarom is onderlinge verwantschap eigenlijk niet zo verwonderlijk. Dat de hoeve die Jacomijnken aan haar schoonzoon leverde dezelfde is, als die nog altijd bekend staat als Maelcote, werd niet uitdrukkelijk vermeld. Het is toch bijna zeker. De hoek was niet zo groot. Volgens de Overloper van 1624 bewoonde de Schout een kavel van 282 R, op vroeger bezit van Christiaen Foorts Brick. In de overloper van 1645 staat die laatste kavel vermeld als "Corns. mejoncks wed. daer sy op woont". Van zuid naar noord gerekend, werden in deze hoek lang maar drie bewoonde kavels aangegeven. Van 140 R, van 282 R, en van 2 G 90 R. In 1813 was de eerste plek blijkbaar niet meer bewoond, de laatste in minstens 6 verschillende woonplekken opgedeeld.


De herkomst van de familienaam Ruissen is nog altijd niet helemaal duidelijk. Hij werd rond 1730 voor het eerst aangetroffen, in een overloper. Bij David Johanz: ruysen als eigenaar van 2 G 48 R grond in de Cappelhouck. Hij had nog meer grondbezit, maar uitsluitend in het Oostambacht.
Veel vroegere spellingsvarianten zijn nu verdwenen. De naam Ruys bestaat nog wel. De Nederlandse familienamenbank van het Meertensinstituut beschouwt beide achternamen als verschillend, met een eigen kerngebied. De eerste op Zuid Beveland, de andere in de provincie Utrecht. Daarom waarschijnlijk terecht.
Voor de hand ligt, om te denken aan een vroegere woonplek in de Ruisen (Zeeuws Rusen), het middendeel van de Oude Polder. Maar C. Dekker (als boven) typeert het Westambacht als een lang bijna praktisch onbewoonde ruigte, met rietvelden. Ook geeft de Overloper van 1582 een Hoff in den Ruysse aan op een verrassende plek. Niet waar nu de Ruisweg en de Hof in de Ruisen te vinden zijn. Dus niet in Hoek 24 (Daer 't Bleauhuys in staet), of 25 (Daer Jochem Jan Lauris huys in staet), maar in Hoek 23 (Bewesten den Polderdijck). De hof werd toen bewoond door Geert Claesse. Het goed veranderde verschillende keren van eigenaar. In 1624 stond de hoeve op enkele blijkbaar bij elkaar gevoegde percelen. Een stuk land van 6 G 90 R, dat gepacht werd door Leyn Mertss.
Net als Huyss in de Zeeuwse documenten voor Huygens, en Meeus voor Mattheeus, is dat een afgekorte naam. In dit geval zelfs dubbel verkort, in eigen en vaders naam. Leyn staat voor Geleyn, Mertss voor Maertens.

* Hof of hovinge had in het middelnederlands de betekenis van tuinderij, tuingrond. Vandaar waarschijnlijk, dat de naam Hovinge, later ook Hovij, in verschillende veldhoeken opduikt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten