zaterdag 11 juni 2011

De Swaene

Een enkele keer is duidelijk, dat een bepaald bedrijf een tijd niet rendabel was. Sprekend voorbeeld is dat van het huijs (herberg) De Swaene. Dat kan aan de kwaliteiten van de eerdere herbergiers hebben gelegen. Een latere eigenaar wist het logement annex tapperij blijkbaar wel rendabel te maken. Mogelijk is ook, dat er in het begin zwaardere concurrentie was. Er waren voor 1630 meerdere tappers actief. In 1625 werden er drie genoemd, met schulden aan Sara Elias, wed. Jan Foorts Backer. *

Hoe de herberg er ongeveer uitzag, laat het volgend plaatje zien. Het was een soort twee onder één kap, met gescheiden ingangen. In de ene helft de parochierechtkamer, in de andere de herberg. Rechts van dit gebouw, een paar huizen verder, was een brandslop. Door dat steegje was de school te bereiken, die wat verder naar het N lag, achter de bebouwing van de Heerenstraat (nu Dorpsstraat).


Waarschijnlijk is er in de loop van de eeuwen flink verbouwd in de Dorpsstraat. De voorgaande plaat uit Zelandia Illustrata geeft de situatie rond 1750 weer. De rijen olmen langs de straat ontbreken nog. De gebouwen zijn, zo te zien, allemaal van steen en hebben ook al pannendaken. In de 17e eeuw waren huizen en boerderijen dikwijls nog in hout gebouwd en de daken daarvan gedekt met riet of stro.
Een paar huizen rechts van de parochierechtkamer werden vermoedelijk gesloopt voor de bouw van een nieuwe school. Die kwam aan de Dorpsstraat te staan, zoals op een illustratie in het boekje van C. Philipse, "Wemeldinge, een oud dorp" (1984, blz. 50) duidelijk te zien is. Volgens zijn gegevens op huisnummers 57 en 58, naar het Bevolkingsregister 1821. Aangenomen, dat die nummering nog dezelfde was, als op de lijst van Schout J.J. Polderman (23-7-1811), zou dat rechts van het Tweede Slop zijn, gerekend van W naar O. Op de lijst van Polderman ontbreekt de school. Een schoolmeester ook, want er was toen een vacature, die door een hulpkracht tijdelijk werd ingevuld. Hierover later meer. [Update 15 juni 2011]

Een vroege vermelding in de Schepenakten noemt Isack Janse als eigenaar in 1628. Het huis wordt daarna, tot aan 1643, vier maal verkocht. Tussen de regels door is te lezen, dat er lange tijd schulden waren. Voor geleverd bier, en mogelijk ook al voor de belasting daarop (bierimpost). De prijs van De Swaene zakte in elke ronde flink. Van Pd 175 Vls naar uiteindelijk Pd 20 Vls ineens, en Pd 50 Vls in termijnen (rentebrief).
Jan Jansen Weert bleef herbergier. Hij overleed in 1665. Ondertussen werd ook de parochierechtkamer gemaakt. Het ging Jan Jansen Weert blijkbaar wel voor de wind, want hij komt in de Schepenakten driemaal voor als koper van land. Een deel daarvan bewerkte hij niet zelf, maar werd verpacht. De aankopen van herberg en land werden maar gedeeltelijk gedaan met geleend geld.
Het laatste blijkt, als Lysbeth Jans, weduwe geworden, een deel van de boedel verkoopt. Daarbij de drie stukken land. Haar zoon kreeg de overwaarde van De Swaene overgedragen, met een schuur, twee koeien, en de rest van de inventaris. De totale waarde van dat goed was Pd 28 Vls. Als tegenprestatie zou Jan Jansen jr voorzien in haar levensonderhoud.
De volgende tabel geeft wat nadere bijzonderheden. Toevalstreffer is, dat blijkt dat de greelmaker uit Goes, Abraham Lesier (ook geschreven als Lecier), in of voor 1665 zal zijn overleden.

 

Uit de Kerkrekeningen is op te maken, dat er minstens nog een tweede logementhouder was, David Jansen Weert. Hij was schoonzoon van Jacob Jansen Snoup. Enkele mensen van de Roo Roe (eilandpolitie) verteerden bij hem in 1654 voor 20 sch. De politie was gekomen om een inbraak in de kerk van Wemeldinge te onderzoeken. Vermoedelijk werden bij de inbraak twee koperen kronen uit de consistorie gestolen. Een jaar later leverde Mr Jacob van der Linde, siersmid uit Bergen op Zoom, twee nieuwe (?) stukken. ZA, NDT 215.1, Kerkrekeningen Wmd 1644-1645, fol 35v, 38.
De parochierechtkamer werd in 1658 gebouwd. Marinus Marinussen Snijder leverde daarvoor een oppercamer (zijn grootste en mooiste kamer). + Hij stelde wel enkele voorwaarden. Eén daarvan was, dat in zijn vroeger perceel geen herberg of tapperij [!] gevestigd mocht worden zonder zijn toestemming. Hij wilde ook geen rommel op zijn voorvloer. De verkoopprijs was Pd 35 Vls en een ducaton voor zijn vrouw. RAZE 3597, fol 144 (22-3-1658).
In 1688 werd de parochierechtkamer nog uitgebreid. Toen verkochten Marinus Marinusse en zijn zoons een aangrenzend woonhuis met schuur "ten profijtte van de parochie". RAZE 3598, fol 130 (7-5-1688).

* RAZE 3595, fol 2 (26-07-1625).
+ In de betekenis van opkamer, herenkamer. In de Schepenakten van Wemeldinge komt ook regelmatig de term "neerhuis" voor. Dat zal een werk- of winkelruimte zijn geweest. Apart van het woonhuis [Update 2-7-2011].

Geen opmerkingen:

Een reactie posten