vrijdag 29 juli 2011

Reconstructie

Naast de Dorpsstraat, vormde de strook vanaf de Reep tot de Oude Polder een belangrijk tweede woongebied van minstens vijftien gezinnen. Vlakbij het Dorp waren er nog de hoeken 14, 15 (die in bijna elke Overloper nieuwe namen kregen) en 26 met wat meer geconcentreerde bewoning. Samen ongeveer een zelfde aantal woningen en hoeven aan de grens met de gemeente Kapelle. In vroeger belangrijke woonbuurten als Zwaak en Schoudee, woonden er tussen 1600 en 1800 waarschijnlijk niet eens meer tien gezinnen. Voor de rest waren er alleen wat woonplekken verspreid in de polders. *
Het lijkt erop, dat de hoofdas van bebouwing in het westelijk woongebied tot nu toe niet ingrijpend van structuur veranderd is. Vooral het vroeger stratenpatroon is nog goed herkenbaar.
Dat geldt zeker voor de dorpskern. Alleen het eerste slop is afgesloten. De Quadenweg zal het stuk Noordelijke Achterweg vanaf dat punt zijn geweest. Om dit tot de 19e eeuw moeilijk begaanbare karrespoor te ontwijken, werd het Kerkestraatje aangelegd. Dat liep kennelijk van het westeinde van de Dorpsstraat, N langs de pastorie naar de kerk. De drie andere straatjes aan de noordzijde van het Dorp hadden geen echte namen. Heerenweg, Wegeling of Rijtbane, en weer Heerenweg. Vergelijkbaar met hoofdweg, straat, of rijweg. Op meer wegen van toepassing, en zonder nadere aanduiding te vaag.
Duidelijk is nu wel, dat het meest rechtse deel in de Hoek tussen het Dorp en de Reepweg aangeduid werd als staande "Op de Reepe". Deze huizen stonden ter hoogte van "De Swaenne". Dat kan worden opgemaakt uit twee duidelijke vermeldingen:

RAZE 3597, fol 56v, 12-5-1646
Reijnier Reijniersen s.a. Abraham Lecier Pd 16 Vls. Onderpande de beteringhe [overwaarde] van het huys met sijn gevolch met de backoven, gestaan op de Reepe. B.d.g. [binnen dese gemercken, d.w.z. binnen de volgende merkpunten]: O Christiaen Foortsen hof, Z Ambachtsheeren vroone, W het wegelinck, N Christiaen Foortsen.
RAZE 3598, fol 37v, 19-6-1665
Lysbeth Jans, weduwe van Jan Jansen Weert, soo voor haer selven, ende als moeder ende gerechte voochdesse van haere weesen, [met] Adriaen van Oosten ende Jan Jansen als wedervoochden [toeziend voogden] ende voor haer selven ende vervangende de andere meerderjarighe kinderen, hebben tsamenderhandt gelevert aen Corns Huijbrechtsen Hovij als gemachtight van Jacob Corns Hovij een huijs met sijn gevolch, gestaen op de Reepe op 94 R Ambachtsheeren vroone. B.d.g. O en N Jacob Joosen, Z Willem de Weert, W de Rijtbane.

Het gaat in beide gevallen om hetzelfde huis. Wanneer en hoe dit in bezit kwam van Lysbeth Jans, of haar echtgenoot Jan Jansen Weert, is niet achterhaald.
Vanaf de Hoek Pier Piers Maelcoote, tot en met de Hoek tussen het Dorp en de Reepweg, zijn nu de volgende bewoonde percelen opgespoord. De gegevens staan in tijdsvolgorde van eigendom, niet helemaal in ligging volgens de kaart. In de Hoek Pier Piers Maelcoote is nog geen sluitende groepering te maken.


Duidelijk is hiermee wel, dat er rond 1650 ongeveer 20 bewoonde percelen waren in deze strook. Dat verschilt niet veel van de situatie die de kadastrale kaart van 1813 aangeeft. Misschien stonden er nog wel wat kleinere woningen (arbeidershuisjes) tussen.

Onder meer in de Hoek tussen het Dorp en de Reepweg wordt een Watergang genoemd. Waarschijnlijk was dat de afwateringssloot aan de noordzijde van de Noordelijke Achterweg. Deze sloot werd volgens een stuk in het archief van de gemeente Wemeldinge (Inv Nr 1106) pas in 1961 gedempt en vervangen door riolering, met toestemming van het Waterschap. Uit de omschrijvingen van de verschillende hoeken wordt verder duidelijk, dat er niet één, maar minstens vier watergangen zijn geweest, met uitwateringssluizen bij Kattendijke, de Snoodijk, via Kapelle, en via Yerseke. Dat ligt ook wel voor de hand. Er was een Waterganck in hoeken 1 (O), 5 (Z), 6 (W), 7 (Z), 9 (Z),10 (N), 11 (Z), 12 (N), 13 (N), 14 (O), 18 (Z en W), 19 (W), 22 (O en Z), 23 (Z en W), 24 (W). Ingetekend levert dat het volgende plaatje op. In enkele kleine stukken is het verloop nog niet helemaal duidelijk. Daar staat dan een vraagteken.



* In de Overloper van 1645 werd Hoek 14 aangeduid als "Den houck daer Adriaen Noutsen in woont, genaemt de Cusee" (Chezee). Hoek 15 heette toen "Den houck daer Adriaen Adriaenss maes in woont".  Hoek 26 werd steeds "Den Reephouck" genoemd.

dinsdag 26 juli 2011

Hoek 21 (Revisie)

De Hoek tussen het Dorp en de Reepweg (Hoek 21) vormt (zoals hiervoor ingetekend) een lange smalle reep. Mogelijk dat daar de vroegere aanduiding "opte Repe" vandaan komt. De Repe omvatte dan veel meer dan twee of drie percelen. Daarbij werden de Quadenweg, de Kerckestrate, het Kort Straetken, zelfs de Watergang in de Hoek waar Jacob Mejonck heeft gewoond (Hoek Pr Prs Maelcote), genoemd. Duidelijk is zo, dat de hele buurt Overwelve meegerekend werd. De hoek, met Overwelve erbij, zou dan veel verder naar het westen doorgetrokken moeten worden. Dit leidt tot de volgende revisie. De nieuwe grenzen zijn alleen bij benadering aan te geven.


Overwelve strekte zich blijkbaar uit over drie veldhoeken. Hoek 21 (De Hoek tussen het Dorp en de Reepweg), Hoek 16 (Kerkhoek) en Hoek 19 (Hoek Pr Prs Maelcote). Opvallend is de ligging, bijna zonder uitzondering op vroonen. Vaak eigendom van de Ambachtsheeren. Dan in pacht verkregen, anders eigen bezit. Hier hadden enkele hoge heren uit Goes en Wemeldinge hun buitenverblijven. Dat laatste wekt de indruk van een "goudkust", een woongebied voor beter bemiddelden. Genoemd worden als huizen in dit gebied, steeds met uitdrukkelijke vermelding van de buurtnaam Overwelve in de akte: *

(1) Het huis van Jacob Reinoutsen (RAZE 3597, fol 127v, 13-3-1656)
Jacob Reinoutsen heeft een schuld van Pd 16 Vls aan Carel Marcusen. Hij geeft de overwaarde van zijn huis als onderpand. Het staat op 83 R vroone, gedeeltelijk tuin en boomgaard. Aangrenzend: O en N Kerk van Wemeldinge [als grondeigenaar, niet het stuk waar de Kerk op staat], Z de Heerenweg, W Jan Mattheeusen.
(2) Het houfken van de wees van Jan Jansen Backer en Maeijken Lauris (RAZE 3598, fol 21v, 11-3-1662)
Elias Jansen Backer en Cornelis Pietersen Maelcote leveren als voogden van Adriaenken Jans (weeskind) een houfken. In de Hoek tussen het Dorp en de Reepweg, op 143 R Ambachtsheeren vroone en 80 R eigen erf. Aangrenzend: O en Z de Heerenweg, W Marinis Verburgh, N Jacob Davidts. Nieuwe eigenaar wordt Cornelis Marinusse Verburgh.
(3a) De pastorie (RAZE 3597, fol 47v, 30-4-1644)
Domis Cornelissen levert als gemachtigde van Mr Jacobus Platteel [rustend predikant] aan de heer Mauritius Lieman [de nieuwe predikant], een huis. Aangrenzend: O Cornelis Snoeps weduwe, Z Foort Geertsen Rijn, W en N de Kerckestrate.
(3b) Idem (RAZE 3597, fol 66, 14-12-1647)
Dignus Mejonck levert namens Mr Mauritius Lieman, predikant te Hulst [beroepen en verhuisd] aan Mr Joannis Teelinck, predikant te Wemeldinge, een huis op Ambachtsheeren vroone. Aangrenzend: O Cornelis Snoup weduwe en kinderen, Z Foort Geertsen Rijn, W en N de Kerckestrate.
(4) Het huis van Geert Jansen (RAZE 3597, fol 126, 4-12-1655)
Geert Jansen heeft een schuld van Pd 20 Vls aan Sr Jacob Pirsen Slippe [te Goes]. Hij geeft de overwaarde van zijn huis tot onderpand. Dat staat op 176 R vroone met 260 R boomgaard in erfpacht van de heer Jacob van Baerlandt [Ambachtsheer]. Aangrenzend: O en Z de Heerenweg, W de Watergang, N de hof [tuin of tuinderij] van Eeuwout Jacobsen.
(5a) Het huis van Crijn Cornelissen (RAZE 3597, fol 135, 27-4-1657)
Crijn Cornelissen levert aan Geert Verslaecke zijn huis op 112 R vroone. Aangrenzend: De Strate, Z Jan Marinus Valcke [Ambachtsheer], W Eeuwout Jacobsen, N de Heerenweg.
(5b) Hetzelfde huis, nu van Dignus Willemsen (RAZE 3597, fol 141, 4-2-1658)
Dignus Willemsen heeft een schuld van Pd 24 Vls aan Janneken Cornelis, weduwe van Marcus Visse. Hij geeft zijn huis in onderpand. Dat staat in de "buerte geseyt Overwelve" op 112 R vroone. Aangrenzend: O de Strate, Z Jan Valcke, W Eeuwout Jacobs, N de Heerenweg.
(5c) Hetzelfde huis, nog van Dignus Willemsen (RAZE 3598, fol 60v, 9-10-1671)
Maerten Coleman, gemachtigd door Dignis Willemsz, levert een huis aan Jacob Fransen. Dat ligt in de hoek "daer Jacob Mejonck in plach te woonen inde buerte genaemt Overwelve", op 112 R Ambachtsheeren vroone. Aangrenzend: O de Strate, Z de heer Adriaen vander Goes, W Eeuwout Jacobsen, N de Heerenweg.
(5d) Hetzelfde huis, nu van Jacob Fransen (RAZE 3598, fol 64, 2-12-1672)
Jacob Fransen levert een huis aan Cornelis Marinisen Verlaere. Gelegen in de Hoek Jacob Mejonck, op 112 R Ambachtsheeren vroone. Aangrenzend O de Strate, Z Hr Adriaen vander Goes, W Eeuwout Jacobsen hof, N de Heerenweg.
(6) Het huis van Fooreken Marinus (RAZE 3598, fol 54v, 31-1-1670)
Andries Jansen Cole, echtgenoot van Fooreken Marinus [Valcke ?], levert [namens haar] de helft van een huis. Dit staat ook in de Hoek Jacob Mejonck, op 65 R Ambachtsheeren vroone. Aangrenzend O de Strate, Z en W de hof van Eeuwout Jacobsen, N Jan Marinus Valcke.

In de hele strook lagen volgens de Transportakten (aangrenzers meegerekend) 25 - 30 woningen. Gelijkmatig gespreid over de drie hoeken, dus in elke hoek 8 - 10 hoeven en huizen. Op de kadastrale kaart van 1813 zijn die aantallen flink lager. In elke hoek maar 4 of 5. Deze verdunning van de bebouwing, in de ongeveer 150 jaar tussen Transportakten en eerste kadastrale opmeting, zal veroorzaakt zijn door geleidelijke schaalvergroting van het landbouwbedrijf.
Interessante gegevens zijn nog, dat de landmeter uit 1813 de kerktoren van Wemeldinge als referentiepunt heeft gebruikt. Van dat punt uit, zijn de noord-zuid en oost-west lijnen uitgezet voor de inmetingen. De aangegeven schaal voor de kaarten buiten de dorpskern was 1: 2.500, met vierkanten van 250 m x 250 m = 62.500 m2. Voor die van het Dorp was de schaal 1 : 1.250, met vierkanten van 125 m x 125 m = 15.625 m2. Volgens dat kaartje is de Dorpsstraat (gemeten aan de Noordzijde) dus ongeveer 500 m lang.
De naam van de landmeter was Paardekoper, landmeter van de Eerste Klasse. Die informatie is opgenomen in een cartouche op elk kaartdeel.


* Niet altijd in de hier verkort weergegeven tekst opgenomen. Er waren nog 18 akten van huizen in deze strook, waarin deze buurtnaam niet werd genoemd.

maandag 25 juli 2011

Hoek 21 (Vervolg)

De grenzen van deze Veldhoek zijn met het voorgaand kaartje zo scherp mogelijk bepaald. De hoek had vroeger een wat andere indeling in percelen. Vooral voor het middelste deel, met het "vroonken waar de veste om leijt".
Een nauwkeurige aansluiting van de verschillende bronnen is niet te maken. De Transportakten geven niet alle nodige informatie. De Overlopers maten alleen schotbaar land (belaste oppervlakte). Daarbij werden de vronen (enkele in vrije eigendom, terwijl voor de andere alleen cijns betaald behoefde te worden aan de Ambachtsheren) buiten beschouwing gelaten.
Er zijn (dat is op zich niet verwonderlijk) opmerkelijke verschillen in opgaven voor de omvang van deze Hoek. Totaal minstens 3 ha groot. De voorgaande tabel liet dat al zien. *

Bijzondere aandacht vragen nog de ligging van het omgrachte vroonken, en van de hoeve(n) op de Repe. Daarnaast roepen de aangetroffen gegevens vragen op, over de loop van het Kort Straetken, het Kerkestraetken, en de ligging van de buurt (?) Overwelve.

Het omgrachte vroonken zou, volgens de Overloper, gelegen moeten hebben in het eerste perceel over de Rijt. Dat was waarschijnlijk niet perceel 48 van het kadaster. Uit de gegevens blijkt namelijk, dat het middenstuk veel groter geweest moet zijn dan alleen de percelen 46 - 48. Nog zonder (eigen) vroonen was de hoek volgens de Overloper 334 R, ongeveer 0,4 ha. De drie percelen uit 1813 zijn samen maar 0,2 ha. De ligging van de vier percelen uit de Overloper zal (volgens de aanwijzingen "west aan" en "noord aan" en de perceelgrootten) ongeveer als volgt zijn geweest.
De (vermoedelijke) ligging van één van de twee hoeven "Op de Repe" is gemakkelijk vast te stellen. Dat was namelijk de Reephof, die op het kaartje van 1813 als perceel nr 49 staat. Toen eigendom van Jan Wabeke. De tweede, mogelijk de hoeve op perceel nr 51 bis. Dat staat niet vast, want dat vraagt nog een leeftijdsbepaling door een bouwkundige, of grondonderzoek door een archeoloog. Er zou immers afgebroken en op een andere plek herbouwd kunnen zijn.
Er zijn in dit deel van Hoek 21 (maar niet alleen daar) opmerkelijke verschillen in meetuitkomsten rond 1600 onderling, en met de eerste opmeting voor het Kadaster.

Uit de Transportakten wordt de globale ligging van de Quadenweg duidelijk, maar de exacte plaatsing nog niet. Het ligt immers het meest voor de hand, dat de Quadenweg buiten de dorpskern lag. Niet binnen de ring van het Dorp, zoals vastgelegd bij de opmetingen van 1813.
Andere vermeldingen roepen nog meer vragen op. Er worden bijvoorbeeld binnen de Hoek percelen genoemd, die zouden grenzen aan het Kort straetken, of het Kerkestraetken, of tot Overwelve zouden behoren. Soms wordt weer een algemene benaming Heerenweg of Rijt gebruikt.
Tenslotte is verrassend, dat een akte melding maakt van een Watergang in de Hoek tussen 't Dorp en de Reepweg, en een andere nog in de Hoek die in 1672 aangeduid wordt als de "Hoek  Jac Mejonck" (Hoek 19).

Kerkestraetken
RAZE 3598/104, 1682. Huis N van Kerkestraetken. Aangrenzend N en O Kerk Alhier, W Jan de Vriese.
RAZE 3598/131v, 1688. Huis O van lanthouve daer Jan Corns de Vries is gestorven, W en Z Heerenweg, N Kerk en Armen alhier, O Kerk alhier.
Kort Straetken
RAZE 3598/75, 1675. Huis O van Kort Straetken, Pieter Verburch l.a. Maeijken Mejonck.
RAZE 3598/109v, 1683. Huis O van Kort Straetken, Jan Verloorecost l.a. Mars Mejonck landhoeve.
RAZE 3598/139v, 1692. Huis O van Kort Straetken, Baljuw Zeeger Verloorecost l.a. Jac Dominicus.
Overwelve
RAZE 3597/127v, 1656. Huis Jacob Reynoutse. Aangrenzend W Jan Mattheeusen.
RAZE 3598/5v, 1659. Huis Jac Davidse. Aangrenzend W Corn de Braber, Z Jan de Backer (met 21v).
RAZE 3598/21v, 1662. Huis Corn Mars Verburch. Aangrenzend W Mars Verburch, N Jac Davids.
Quadenweg N en O
RAZE 3598/28, 1663. Huis W van Corn de Braber, Jacob Davitsen l.a. Corns Daniels.
RAZE 3598/37, 1665. Huis W van Corn de Braber, Geert Cornelissen l.a. Corns Schouwenaar.
RAZE 3598/59, 1671. Huis W van Corn de Braber, Pier Anthonissen l.a. Cornelis Mars.
RAZE 3598/83v, 1678. Huis W van Corn de Braber, Rentmr Kelle l.a. Corn Jan Braber.
Watergang
RAZE 3598/62, 1672. O van houfke Corn Marinissen. Hoek Jac Mejonck.
RAZE 3598/81v, 1677. N van huis Willem Jansen en Janneken Jacob Snoups. Hoek tussen Dorp en Reepweg.
Wegeling en Rijt, Op de Repe
RAZE 3597/56v, 1646. Huis Reijnier Reijniers, O van 't Wegelink. N Christiaen Foortsen, O Christiaen Foortsen Hof. Op de Reepe.
RAZE 3597/119, 1655. Huis Macharis Reijnouts, O van de Rijt. N Heerenweg, O Rijt, Z ledige vroone.
RAZE 3598/37v, 1665. Huis Corn Huijbr Hovy, O van de Rijt. N en O Jac Jooss, Z Willem de Weert. Op de Reepe.
RAZE 3598/59, 1671. Huis Gillis de Vriese, O van de Rijt. N en O Jac Jooss Hof, Z Ambachtsheeren vroone. Op de Reepe.
RAZE 3598/77v, 1676. Huis Corn Schouwenaar, O van Wegeling. N Heerenweg, O Rijt, Z Ambachtsheeren vroone.

* Omrekening van oude naar nieuwe oppervlaktematen met de volgende factoren:
1 R  = 12,96 m2
1 G  = 300 R = 3.888 m2
1 a   = 100 m2
1 ha = 100 a = 10.000 m2


zaterdag 23 juli 2011

Hoek 21 (Eerste benadering)

In deze veldhoek stonden rond 1620 vermoedelijk maar zeven grote opstallen. De huizen of hoeven van Foort Christiaens, Leyn Mertss, Nout Claess, Jan Mattheeuss, Mars Prs Verburch, Claes Leynss, en twee schuren. Daarnaast ongetwijfeld ook wat kleinere, zoals een bakoven, een hok voor varken, geit, of kippen, en een schuurtje voor berging van gereedschap etc. Aan de overkant van de Rijtbane (het stuk weg tussen de sloppen en de N Achterweg) lagen nog enkele percelen die bij de huizen aan de Dorpsstraat hoorden. Die verzorgingsstraat is daarom niet helemaal als grens genomen.


De Overlopers verdelen de Hoek in drie delen. De ligging wordt hierin omschreven als "Den houck tusschen het dorp ende den Reepwech." Op het kaartje bij de transcripties van de oudste grondregisters, ontbreekt deze hoek. Maar gelet op de grenzen van de wel ingetekende hoeken, kan Hoek 21 alleen in de kom van het Dorp gelegen hebben. C. Dekker heeft de hoek daar op twee kaartjes ook globaal aangegeven. *
Zoals bekend, liep de Reepweg van de Noordelijke Achterweg in noordelijke richting naar de binnendijk van de Stormezandpolder. Dat is nu ook nog zo. Hoe kan de hoek dan tussen die weg en het Dorp gelegen zijn ?
Dat kan, als een stukje van de Noordelijke Achterweg vroeger ook Reepweg genoemd werd. Dat is zeker niet uitgesloten, maar hard bewijs daarvoor is niet gevonden.

De nu ingetekende grenzen geven een eerste benadering, die nog aan de hand van verdere gegevens getoetst moet worden. 

Aanknopingspunten voor een nadere begrenzing geeft de kadastrale kaart van 1813. Verder de akten van Transporten. Belangrijk detail is nog, dat de Reephof volgens Dekker omgracht was, en dat Jan Huyss daar ("opte Repe") heeft gewoond (p. 152, 153). Dat was in de tijd rond 1600.
De grenzen van Hoek 21 lijken vrij scherp te bepalen door weg- en kavelpatroon. De verdere gegevens doen vermoeden, dat het huis van Jan Mattheeusen en Neelken Pieters op het kleinste (middelste) van de drie delen zal hebben gestaan, met de percelen nummers [B] 46 - 48. Mogelijk op perceel 47.

Volgens de Overlopers lag de "veste", juist in het middelste stuk. C. Philipse suggereerde dat eerder al. + Dat deel bestond toen uit meer percelen. Blijkbaar was het ook vroeger iets groter. Het wegpatroon kan dus nieuwer zijn. Een nadere analyse volgt daarom nog.
Dat is ook gewenst, omdat de Overlopers niet helemaal gelijk zijn in aantal percelen en grootte. Verder verschillen de vroeger aangegeven oppervlakken in oude maten, met die van het kadaster in ha-a-ca.
Enkele gidsnamen geven houvast voor de rangschikking van de percelen uit de akten. Dat zijn: 't Kort straetken, de Quadenwech, Overwelve [?], een stuk land van de Kerke alhier, één van de schuren, de Repe, 't Wegeling. Hiernaast nog wat straatjes die als Heerenwech of Rijt worden aangeduid. Deze opsomming werd al globaal van west naar oost gesorteerd. Daarvoor zijn gegevens uit Transportakten, Overlopers, en de eerste kadastrale kaart gebruikt. In vakken gezet, levert dat de volgende reconstructie op.


Mijn voorlopige conclusie over de plaats van de "veste" is daarom iets anders dan die van Dekker. Dat woord moet wel, inderdaad (zoals hij ook al deed) opgevat worden in de betekenis van gracht, niet van ommuurde plaats. De gracht van de vroegere Reephof was waarschijnlijk slechts een te verwachten kavelsloot. Kavelsloten zullen er aan de rand van alle wegen geweest zijn. Resten daarvan (?) zullen er dan (volgens foto's en kaarten) het langst rond de Reephof hebben bestaan. Ook werden er volgens Philipse bij de afbraak van de Reephof resten van zware muren en een stenen tongewelf aangetroffen. Gebruikte kloostermoppen wijzen op hoge ouderdom van het gebouw op die plaats (Philipse, p. 42). Dat zal met elkaar enige verwarring over de juiste plaats van "het vroonken waar de veste om leijt" in de hand hebben gewerkt.

* C. Dekker, "Een Zeeuws Dorp". P. 122, 131.
+ C. Philipse, "Wemeldinge, een oud dorp". P. 42.

vrijdag 22 juli 2011

David Jansen Weert

De toenaam Weert werd (misschien net als die van Smit of Backer) rond 1600 nog blijkbaar voor personen uit verschillende lijnen gebruikt. Naast Jan Jansen Weert was er immers ook een David Jansen Weert. Dat waren in elk geval geen broers. Mogelijk wel neefs.

De vragen rond deze David (tot welke familie behoorde hij ?) verdwijnen, als nog enkele Schepenakten en een Overloper op een rij worden gezet. Ze bevestigen met elkaar de familierelaties van Jan Mattheeusen en Neelken Pieters tot David Jansen Weert en Janneken Jacobs Snoup, zoals eerder getekend. Nog niet alle woonplekken zijn aan te geven. Duidelijk is al wel, dat gerekend vanaf het eerste Brandslop (van W naar O aan de Noordzijde van de Dorpsstraat) tot de School * rond 1650 de bewoners waren:


De voornaamste gegevens voor de familielijn zijn:

Davidt Jansen Weert is schuldig aan Ds Jacob de Klijver Pd 40 Vls. Hij stelt als onderpand zijn huis aan de Noordzijde van Wemeldinge op Ambachtsheerenvroone met nog een ledige vroone aan de rijweg. Belendende percelen zijn: O Parochiehuis, Z de Herenstraat, W Jan Jansen Weert, N dezelfde. Neelken Pieters, weduwe van Jan Mattheeuse stelt zich als borg. RAZE 3605, fol 28, 2-10-1660.

Janneken Jacobs Snoup, weduwe van Davidt Jan Mattheeusen, als moeder en voogdes van haar vier jonge wezen (Joannis, Jacob, Mattheeus, en Catelina), en Pieter Jan Mattheeusen als rechtmatig toeziend voogd, hebben een akkoord gesloten met betrekking tot het vaderlijk goed van de eerder genoemde vier wezen. De moeder verbindt haar huis "t'slants Welvaren" tot zekerheid van nakoming. RAZE 3632, fol 21v, 17-3-1662.

Neelken Pieters, weduwe van Jan Mattheeuse, ziek te bed, maakt haar testament. Haar zoon Pieter Jansen krijgt de helft van haar woonhuis met de helft van alle pachtlanden. De ene helft aan bovengenoemde Pieter Jansen en de kinderen van Davidt Jansen de andere helft, die hierbij als haar enige erfgenamen worden aangewezen. RAZE 3605, fol 66, 9-4-1663.

Neelken Pieters, weduwe van Jan Matteeuse, annuleert haar testament van 9-4-1663 vastgelegd bij schepenen. Zij verklaart, dat de na te laten goederen als volgt zullen worden verdeeld: de ene helft aan de kinderen van Pieter Jansen en de andere helft aan de kinderen van Davidt Jansen. Gedaan 27-1-1667 ten huize van Ds Jacobus de Klijver. RAZE 3605, fol 132, 27-1-1667.

Bovenstaande weduwe [Neelken Pieters] geeft, tot meerdere zekerheid voor de borgstelling voor haar zoon, Davidt Jansen Weert, bij Ds Jacobus de Clijver, gedaan op 2-10-1660 [de eerste akte hierboven] de overwaarde van haar huis, gelegen in de Hoek tussen het Dorp en de Reepweg, op 128 R eigen erf en 86 R vroone. Belendende percelen zijn: O. Jacob Reynouts, Z en W de Herenweg, N de Armen alhier. RAZE 3605, fol 133, 27-1-1667.

Hoek 21. De hoek tussen 't Dorp en de Reepweg

Begint van de oostkant, naar het westen opstrekkend
Foort Christiaens, waar hij op woont (285 R)
Leyn Mertss, waar hij op woont (146 R)
Steven Mejonck, waar de schuur op staat (565 R)

Springt op het vroonken waar de veste omheen ligt
vroone, Kerk van Wemeldinge (97 R)
vroone, west hiervan, eigendom betwist, waar Nout Claess woont (84 R)
Ambachtsheren vroone, noord hiervan, Jan Mattheeus (128 R)
vroone, Armen van Wemeldinge (25 R).

Springt over de Heerenweg naar het westen op
Adriaan Pieters Verburch (80 R)
Marinus Verburch, waar de schuur op staat (216 R)
Marinus Verburch, west hiervan (493 R)
Claes Leynss, noord hiervan, aan de Quadenweg (168 R)
Hierin vroone 93 R, blijft schotbaar land 75 R

Totaal zonder de vroonen 6 8 188 R
[Hierin] vroonen 299 R

[Update 27 juli 2011]


* Aangenomen is dat de school op ongeveer dezelfde plek stond tussen 1628 en 1675. Dat is niet zeker. 

dinsdag 19 juli 2011

Twee broers

Jan Jansen Weert en Frans Jansen Smit waren broers. Hun namen bestaan niet voor niets uitdrukkelijk uit drie delen. Een eigen naam, een vadersnaam, en een toenaam. Jansens waren er nogal wat, genoeg om misverstanden op te roepen. Zeker als omliggende plaatsen, Goes, of zelfs Zuid Beveland in zijn geheel, meegenomen werd.
Vooral bij de Jansens werden daarom in Wemeldinge al tussen 1600 en 1650 toenamen gebruikt. Vaak het beroep. Soms werd een ander kenmerk toegevoegd. Zo waren er een Cornelis Janss Braber (schotter), David Jansen Meeusen (dijkgraaf), Frans Jansen Smit, Hans (?) Jansen Wever, Heijndrick Jansen Molenaer, Jacob Jansen Snoup (tavenier), Jan (de) Smit, Jan Jansen Backer, Jan Jansen Weert, en Jan Jansen Zaeij (landman ?).

Het is dan nog een forse uitdaging, om de familierelaties vast te stellen. Zelfs als toenamen en andere details bekend zijn. Soms lijkt het erop, dat bijna elke familie in Wemeldinge verwant was aan elkaar. Maar niet alle getrokken genealogische lijnen blijken juist te zijn. Verbindingen worden soms te snel gelegd.
Zo wordt Jacob Jansz Snoep in de Genealogie Snoep (IIIb, p. 24) iets te vlug aangeduid als "herbergier in 'De Swane' te Wemeldinge circa 1611". Blijkbaar op grond van een vermelding in de Kerkrekeningen, over betaalde verteringen bij hem in huis (p. 25). Maar waar hij toen woonde is niet precies bekend. In 1624 was dat het huis "Blauleusse" [De naam betekent Blauwe lis. In transcripties vermeld als Blauleuffe of Blauleufve], aan de Dorpsstraat zuidzijde, bij de Oostmolen. Weer wat later had hij een huis vlakbij de herberg, aan de noordzijde. Daar, tussen het Brandslop en het tweede Slop, stonden rond 1630 van West naar Oost de huizen van:
  • Heijndrick Jansen Moolenaer, geen huisnaam bekend
  • Marinus Cornelisse Vriese, "De Swaenne"/"'t Casteel van Eem[l]andt"
  • Jacobus Jansen Snoup, vermoedelijk het huis "Antwerpen"
  • Weduwe Pieter van Orliens, geen huisnaam bekend
De herberg veranderde wegens schulden in korte tijd herhaald van eigenaar. Eigenaren van "De Swaenne" waren: Isack Janse (1628), Marinus Vriese (1628 - 1630), Geert Domissen (1633 - 1641), Christiaen Wisse Brick (1641 - 1643). *

In 1643 wordt Jan Jansen daar waard. Het huis is veertien jaar eerder gesplitst en voor de oostelijke helft verkocht. Er wordt in 1645 een erfscheiding met balkinlaten voor het huis van Marinus Rijck (die dan aan de westzijde woont) gezet. Opvallend is, dat volgens de Boedelrekeningen tussen februari 1644 en januari 1647 opnieuw enkele malen een zitting van de weeskamer, of het afhoren van een rekening, plaats vindt in het huis van Jacob Snoup. Ook treedt hij dan blijkbaar nog als tavenier op in het pand, aangrenzend aan "De Swaenne" (wegens verbouwing ?).
Jan Jansen Weert was ongetwijfeld zoon van een Jan [de Smit ?] + en waarschijnlijk een Neelken. Maar zo goed als zeker niet van Jan Mattheeusen uit Hulst en Neelken Pieters uit Goes. Hun testamenten en het Lidmatenregister van de NH Kerk maken dat wel duidelijk. De vermoedelijke lijn van afstamming van beide broers kan worden afgeleid uit de namen van hun kinderen. 

 Dat Jan en Frans broers waren, staat vast op grond van RAZE 3631, fol 155v (3-6-1651).
Over de ouders van Jan en Frans, en de doopdata van hun kinderen, zijn geen nadere gegevens bekend. Wel blijkt nog, dat Neelken Lodgiers schoonmoeder van Frans Jansen Smit was (RAZE 3595, fol 20, 20-2-1627). In het doopboek zijn over Frans Jansen Smit alleen drie andere vermeldingen aangetroffen:
  • Janneken, dochter van Frans Janss Smit (12 maart 1623). Meter Leenken, vrouw van Sijmon Jobss
  • Catalijnken, dochter van Frans Janss Smit (28 februari 1627). Peter Jerassimus Buijck, meter Neelken Pieters, vrouw van Adriaen de Wagenmaker
  • Pieternelleken, dochter van Hans de Wever (12 maart 1628). Peter Frans Janss Smit, meter Digna Teune.
 Frans Jansen Smit droeg in 1638 zijn bedrijf over aan Isack van Exem. Zijn huis met smidse stond aan de westkant van het Dorp, N van de Dorpsstraat. RAZE 3596, fol 129v (5-6-1638). Merkwaardig is, dat Frans Jansen daarna blijkbaar als Frans Jansen Block wordt aangeduid. Bij voorbeeld in de akte bij het aannemen van de voogdij over zijn minderjarige kinderen na het overlijden van zijn echtgenote, Anneken Goverts. RAZE 3631, fol 153, 3-6-1650. Precies een jaar later blijkt opnieuw, dat Jan de Weert en Frans Jansen broers waren. Jan neemt dan de voogdij aan over de jonge kinderen van Frans en Anneken. RAZE 3631, fol 155v, 3-6-1651.

Niet duidelijk is nog, hoe (en vooral of) Davidt Jansen Weert als mogelijke zoon van Jan en Lijsbeth in deze lijn past. Hij wordt in 1661 nog genoemd als hij [als schoonzoon, want blijkt later, gehuwd met Janneken Jacobs Snoep] twee stukken akkerland levert namens de "voordere" [verdere, andere] jonge kinderen van Jacob Jansen Snoup. Dat is een wat vreemde woordkeus, omdat hij Jacobs schoonzoon was. Een minderjarige zou ook niet handelingsbekwaam zijn geweest, behalve (volgens de Zeeuwse Keur) bij een huwelijk waarin de ouders officieel hadden toegestemd. RAZE 3598, fol 16v, 21-1-1661.
Bij het overlijden van Jan Jansen Weert wordt de weduwe Lijsbeth Jans voogd van haar drie minderjarige kinderen. Dat waren Frans, Jacob, en Neelken. Jan Jansen (van vaderszijde, de oudste zoon) en Adriaen van Oosten (van moederszijde) worden toeziend voogden. Een Davidt wordt dan niet genoemd. RAZE 3632, fol 24v, 20-3-1665. Dat is begrijpelijk, als Davidt Jansen Weert volwassen (maar jonger dan Jan), of overleden was. Een akte uit 1682 geeft aan, dat Davidt toen in elk geval niet meer leefde. Dat jaar verschijnt Willum Jansen van Oosten voor schepenen, wegens een schuld op het huis waar hij in woont. Hij wordt aangeduid als echtgenoot van Janneken [Jacobs] Snoup, "gewesen weduwe van Davidt Jansen Weert". RAZE 3598, fol 106, 24-8-1682.
Mogelijk is, dat Davidt Jansen Weert in een andere lijn thuishoort. Als zoon van Jan Mattheeusen uit Hulst en Neelken Pieters uit Goes, daarmee als broer van Pieter Jan Mattheeusen. Maar er kan ook heel goed een naamdubbel zijn geweest. Met de beschikbare gegevens is dat niet te beslissen.


* RAZE 3595, fol 30v, 45, 72v, RAZE 3597, fol 13, 36, 54v, RAZE 3632, fol 24v.
+ Op grond van de vadersnaam. Er wordt een Jan Janss Smit (dan overleden) en een Jan de Smit genoemd in 1614 resp. 1647. RAZE 3592, fol 106v. RAZE 3622, fol 66.

donderdag 14 juli 2011

Johannis Davidse

In deze studie van Wemeldingse families gaat het erom, met enige zekerheid de stamreeksen vast te stellen. Daarbij mogen bekende (eerder gepubliceerde) reeksen alleen na eigen toetsing worden ingepast. Verder terug in de tijd wordt dat steeds belangrijker. Ook als er, al misschien wel tientallen jaren lang, een "vaste" familienaam bestaat. Door naamdubbels en naamsovergangen kan de reeks onjuistheden bevatten. Waarschuwingstekens daarvoor zijn een andere bijnaam, een vreemd woongebied, of een opvallend vaak hertrouwen.

Naamdubbels zijn vooral bij vadersnamen die uit populaire namen bestaan, te verwachten. Er is dan een persoon met dezelfde naam, van bijna gelijke leeftijd, in een bepaalde plaats. Soms maken aanvullende gegevens nog wel aannemelijk, dat het om verschillende personen gaat. Zo zal de Maeyken Claes die (volgens het Trouwboek van Goes) op 1 mei 1611 toestemming gaf voor het huwelijk van haar dochter Neelken Pieters wel een ander geweest zijn, dan de naamgenoot die (volgens de Lijst Lidmaten NH Kerk Wemeldinge) op 27 maart 1611 met attestatie van 's Heer Arendskerke in Wemeldinge werd ingeschreven.
Een naamsovergang vindt plaats als een nieuwe familienaam wordt aangenomen. Het volgen van de stamreeks wordt daarmee moeilijker. Eerder werd al de overgang van Waelpot naar Ter Vesten genoemd. Tussen 1600 en 1800 vonden meer overgangen plaats. Bijvoorbeeld ook voor de familie Bouwens[en], later Verburg[h]. *

Een interessant voorbeeld vormt de Johannes Davidse, genoemd in generatie V van de familie Snoep (Vc), als Joannes Davidse, gehuwd met Adriaenken Pauwels. De stamboom gaat verder met David Janse (VIc), maar stopt bij zijn kinderen. +
Waarschijnlijk gaat het om een korte vervlechting van twee verschillende families. Voor twee generaties werd de naam Snoep van moederskant overgenomen in de mannelijke lijn van de eigen familie. Dat gebeurde in die tijd wel meer. In schema gezet is de relatie als volgt:


Verklaring voor de naamswisseling is, dat Joannes Davidse in 1662 halfwees werd, door het overlijden van zijn vader. Janneken Jacobs Snoup, weduwe van Davidt Jan Mattheeusen neemt de voogdij aan van haar vier jonge kinderen, Joannis, Jacob, Mattheeus en Catelina. Pieter Jan Mattheeusen [de oudere broer van Davidt] werd voogd van vaderskant. RAZE 3632, fol. 21, 11-3-1662.
Door vernoeming komt er hierna een zoon David Janse, die nog in sommige stukken Snoep genoemd wordt. Dan een kleinzoon Jo[h]annes Davidse. De akte (dus de Wemeldingse omgeving) duidt het gezin wel als leden van de familie "Ruijsen" aan. Maar die naam voert men dan nog niet zelf. Dat blijkt uit de ondertekening van het testament van David Johannisse en Janna Cornelisse Koster. De vier zoons tekenden mee, omdat zij afstand deden van hun wettelijk erfdeel, ten gunste van de langstlevende ouder. RAZE 3616, 30-11-1758.


De kleinzoon Johannis Davidse is een kleurrijk figuur. Over hem (en over zijn twee zussen en drie broers) is vrij veel bekend. Deze Johannis Davidse was winkelier. Bij overlijden was hij waarschijnlijk al enkele jaren weduwnaar. Volgens de boedelakte met jonge kinderen, maar over hen is verder niets bekend.
Johannis overleed 10 juni 1778 na een val. Hij bezat twee huizen aan de noordzijde van de Dorpsstraat. Aan het Brandslop, op Ambachtsvrouwe vroone. Het ene huis had de overledene zelf bewoond. Het andere was verhuurd (voor Gld 25, of Pd 4.3.4 Vls per jaar) aan zijn zwager, Cornelis Kosten, gehuwd met Maatje Davidse. Ook bezat hij ruim 8 G aan land. Hierbij iets meer dan 1 G aan elzenbos, en 220 R voor een boomgaard. Verder nog zaailand. Een deel lag braak, de rest was met paardebonen of tarwe ingezaaid. Een stuk van 1 G 88 R hierin begrepen, verpacht aan Marinus vandeSchelde. Verkocht, door Johannis, aan Pieter Hogesteger voor Pd 11.5 't gemet, maar nog niet geleverd.
In de boedel wordt maar weinig geld opgenoemd. Totaal ruim Pd 5 Vls. Bijzondere stukken zijn onder meer de 3 kerkboeken (2 in de gemeenschap met zilveren haken), zilveren knopen voor broek en vest (hemdrok), 9 ellen linnen, schotels, lepelborden, een aantal boeken, en 5 schilderijen.
De winkel had allerlei veel gevraagde artikelen. Azijn, siroop, olie, zout, zeep, maar ook lint, kousen, borstelwerk, touw, stokvis, kaarsen, zwavel. Blijkbaar had Johannis veel vaardigheden. De verdere inventaris bevatte namelijk gereedschap voor timmeren, metselen, werk op het land, en werk in de boomgaard.
Johannis had, zoals toen gebruikelijk, vorderingen uitstaan als jaarschulden. Voor een deel herkenbaar op eigen familie. Debet voor geleverde winkelwaren werden zoal genoemd: Jan Schouten, Jan Noutzen, Cornelis Davidze Ruijsen, idem deszelfs weduwe, Jan Meeuzen, Adriaan Davidze Ruijsen, Pieter Lacroix (chirurgijn), Adriaan Hamelink, weduwe Hendrik Costen, Adriaan van Oosten, Hendrik Oranje (familie van grootmoeders kant), Adriaan Corstanje, Cornelis Kosten, Cornelis Jobse, Wilhelmina Soute of Pieterse. Voor huishuur nog Marinus Quirijnse en Stoffel de Vos. RAZE 3627, fol 1-7, 10-6-1778.

* NGV Afd. Zeeland, "Wemeldingse Studies", Genealogische Notities Nr 1, (z.j.). P. 8 - 18.
+ H. Rolvink, "De familie Snoep", 500 jaar, (2010). P. 29, 30, 34, 35, 39.

donderdag 7 juli 2011

Ds Jacobus de Klijver

De naam van deze predikant (Wemeldinge 1649 - 1680) komt in verschillende varianten voor. Geschreven met een C of K, en (blijkbaar naar uitspraak) met ij of ie. Hij werd als kandidaat in de theologie (proponent) beroepen naar Wemeldinge, en bleef daar zijn hele leven. Hij woonde in de Kerkhoek. Zijn huis werd in 1681, voor 500 Caroli guldens contant, verkocht aan zijn opvolger, Ds Wilhelmus Eversdijck. Volgens de Overloper van 1645 stond de predikantswoning op 78 R eigen vroone, N van de "bergh". RAZE 3598, fol 98, 28-3-1681. Het huis stond daarmee waarschijnlijk op hetzelfde perceel als nu. Perceelnummer B 332 (pastorie) en B 333 (erf) op de kadastrale kaart van 1813. Dit kaartje is 45o gedraaid getekend. West is onder, Oost boven.


De familiegegevens zijn schaars. Vermoedelijk kwam Jacobus de Klijver (of zijn echtgenote) uit Zeeuws-Vlaanderen. Uit hun testament blijkt tenminste, dat er landbezit was in Groede, bij Sluis. In het testament werd verder bepaald, dat de kinderen (vermoedelijk met elkaar) Pd 1.000 Vls te verdelen zouden krijgen als erfenis, naast het land in Groede. RAZE 3597, fol 116v, 3-10-1654.
Jacobus de Klijver was gehuwd met Janneke Costenobel. Er zijn drie kinderen bekend, Johanna, Elisabeth, en Jacobus. De zoon werd ook predikant. Zijn standplaats in 1680 was volgens de Schepenakten Calishoek. Er circuleert een verhaal, dat hij zo jaloers was op een kollega in Driewegen die meer publiek trok, dat hij deze op een zondagavond in mei 1687 doodschoot en daarna zelfmoord pleegde. Over dit verschrikkelijke voorval werd toen zelfs een lied gemaakt.

Jacobus senior ontving een riant tractement van Staten en Kerk. Ongeveer Pd 56 Vls. Daarnaast verdiende hij flink bij. Aangestipt werd al, dat de dominee ook als geldschieter optrad. Opvallend is bij zijn transacties, dat hij een procent meer rente vroeg dan gebruikelijk, 6% inplaats van 5%. Leende hij zelf, en nam hij 1% marge ?
Financieel gezien, zal het de predikant wel voor de wind zijn gegaan. Jacobus had alleen al in Wemeldinge nog 28 G 241 R zaai- en weiland, dat vermoedelijk bijna volledig werd verpacht. Dat zal een bedrag van misschien wel Pd 30 - 50 Vls per jaar hebben opgebracht. *

De nalatenschap werd door Jacobus junior met een familielid van moederszijde, Mr Johan Costenobel, afgewikkeld. Het eerst voor enkele woningen en hypotheken. Daarbij bleek de overleden predikant (naast de pastorie) eigenaar te zijn van nog twee huizen in de Hoek tussen het Dorp en de Reepweg, die werden verkocht. Tegelijk werden drie uitstaande (opgeeiste ?) bedragen flink vergroot. Wat waarschijnlijk vooral betekende, dat de schuldenaren een grotere schuld op zich namen, en daarmee op hogere lasten kwamen te zitten. De teksten zijn wat moeilijk te doorgronden. Bijvoorbeeld (RAZE 3598, fol 105v, 16-7-1683):

"Daar Jacobus de Clijver tot laste van Jan de Bel op 3 september 1659 een hoofdsom van 300 gulden aan hypotheek heeft verstrekt op het woonhuis waarin De Bel tegenwoordig woont, genaamd "De Katte", zijn zij als volgt nader overeengekomen. Ten eerste, dat Dom. De Clijver of zijn gemachtigde de hoofdsom van 300 gld zal [laten] doorhalen in het hypotheekregister. Op voorwaarde, dat Jan Thomassen de Bel aan Dom. de Clijver belooft te geven een bedrag van 450 gulden, waarvoor hij zijn huis verbindt en verbonden zal houden, totdat die som volledig zal zijn betaald. Op conditie [ook], dat Dom. De Clijver belooft, het meerdere van 100 [150 ?] gld dat hij nog aan hypotheek op dat huis heeft, niet zal opeisen voordat het volle bedrag is betaald."

Naast de huizen en de hypothecaire leningen, was er (zoals hierboven al aangegeven werd) nog vrij omvangrijk grondbezit in Wemeldinge. Blijkbaar was voor de verkoop daarvan eerst toestemming van de Staten van Zeeland nodig. De Rentmeester bewesten Schelde kreeg in 1688 de benodigde autorisatie. Deze verkoop bracht, met nog wat andere bezittingen, meer dan Pd 400 Vls op. In elk geval een deel van de erfenis die de kinderen was toegezegd (zie boven). Er moesten dus nog wel andere bronnen worden aangesproken om uit te keren wat was beloofd. Wat er nog aan geld en andere waardevolle zaken in huis was, is nog niet achterhaald. RAZE 3598, fol 130v, 11-6-1688.

* In de Schepenakten varieert de pachtprijs per gemet (die lang niet altijd wordt vermeld) sterk. De genoemde bedragen liggen tussen enkele schellingen per jaar voor wei- en kerkeland, en ongeveer Pd 2 Vls voor zaailand. In het laatste geval werd blijkbaar een deel van de oogst in de prijs verrekend.

woensdag 6 juli 2011

Neelken Pieters

Over Neelken Pieters, gehuwd met Jan Mattheeusen "j.g. van Hulst", lijkt het meeste nu wel gezegd. Niets is minder waar. Er zijn nog heel wat punten aan te vullen in haar levensloop. Rond afkomst en beroep van haar man, namen en geboortedata van de kinderen, en het opmaken van wel drie opeenvolgende testamenten. De laatste (op het eerste gezicht tenminste) merkwaardig genoeg ten huize van de predikant, Jacobus de Klijver.

De afkomst van Jan Mattheeusen uit Hulst is niet goed in te passen. De familienaam Ruissen die in de stamreeks later opduikt, kan moeilijk anders verklaard worden, dan uit een vroegere woonplek in de Ruisen. Die was er inderdaad. Maar wel van een voorouder uit Wemeldinge. In 1580 leverden de wezen van Adrijaen Joosse aan Mattheeus Janss de gerechte helft van een huis met 410 R land in de Ruisen, N van de Heerewech (Ruisweg). RAZE 3577, fol 6v, 22-10-1580.


Vooralsnog lijkt de oplossing te zijn, dat Jan Mattheeusen, "j.g. van Hulst" op zijn minst in Hulst een deel van zijn leven doorbracht. Daar mogelijk ook als lid aangenomen was van de Hervormde Kerk. De keuze van die plaats zal niet toevallig zijn geweest. Er woonde een oudere Jan Mattheeusen in Hulst, oud-schepen en landmeter. Waarschijnlijk familie van de Mattheeusens in Wemeldinge. Een oud-oom ?
Er zijn dan nog wel andere gaten te dichten. Vreemd is namelijk ook, dat het huwelijk gesloten werd in 1611, maar dat de jongste zoon David pas 27 december 1626 gedoopt werd. Over de oudere zoon Pieter en Jakemijntje, is niets in de doopboeken van Wemeldinge te vinden. Het laatste kan simpel worden verklaard uit het hiaat in het doopboek tussen 1597 en 1622. Maar de drie namen passen niet goed in de gebruikelijke vernoemingsschema's.

Tijden en plaatsen zijn in te passen, als Jan Mattheeusen bijvoorbeeld in Goes de Latijnse school volgde. Toen mogelijk bij familie Neelken Pieters ontmoette. Naar Hulst ging, om daar bij zijn oud-oom (?) het vak van landmeter te leren. In 1611 trouwde, met het eerste kind op komst dienst nam in het leger van Prins Maurits, om versterkingen aan te leggen in Zeeuws Vlaanderen. Omstreeks 1621 (einde van het Twaalfjarig Bestand, en na een mogelijk 10-jarige dienstperiode) terugkwam naar Wemeldinge. Dat zijn nogal wat aannames, maar het kan heel goed zo gegaan zijn.
Een relatie tussen de Hulster en Wemeldingse families Mattheeusen is niet vastgesteld. Het vernoemingsschema blijft onduidelijk. Opvallend is wel, dat er een familie Van Orliens woonde in Wemeldinge. De oudste Pieter, was predikant, de jongste David, landmeter, leerling van Simon Stevin.

Van Neelken zijn drie testamenten en een legaat bekend. Twee bij Notaris Dignus Petri te Goes, twee als Schepenakten. Korte inhoud daarvan als volgt:

Jan Mattheeuss en Neelken Pieters, echtgenoten, wonende te Wemeldinge, maken testament. Zij hebben twee kinderen. De eerste (Pieter ?) getrouwd, naar staat en gelegenheid van de middelen begiftigd en van een uitzet voorzien. De tweede (David ?) staat op trouwen. Die zal op dezelfde manier worden bedacht. Een en ander mag niet ten koste gaan van de erfenis. De langstlevende echtgenoot zal in de onverdeelde boedel mogen blijven. RAZE 2082, Goes, fol 182, 28-3-1656 (Notaris Petri te Goes).
Neelken Pieters, weduwe van Jan Mattheeuss, verkoopt (legateert) haar huis aan haar zoon Pieter Jan Mattheeuss voor 850 Caroli Guldens. Te betalen het eerst op de dag van feitelijke verkrijging (de sterfdag van Neelken), met Gld 36 (en 20 stuivers aan de armen). Verder elk jaar Gld 36 tot volle betaling. RAZE 2084, Goes, fol 233v, 234, 6-6-1662 (Notaris Petri te Goes).
Neelken Pieters, weduwe van Jan Mattheeusen, ziek te bedde, maakt testament. Haar zoon Pieter Jansen krijgt de helft van haar woonhuis met de helft van de pachtlanden. De resterende goederen worden verdeeld tussen Pieter en de kinderen van Davidt Jansen, ieder de helft [David is dan al overleden]. RAZE 3605, fol 66, 9-4-1663 (Schepenakten Wemeldinge).
Neelken Pieters, weduwe van Jan Mattheeusen, annuleert haar laatste testament. De goederen worden nu verdeeld tussen de kinderen van Pieter Jansen [Pieter is nu ook overleden], de andere helft aan de kinderen van Davidt Jansen. In het slot staat uitdrukkelijk, dat deze akte werd opgemaakt ten huize van Ds Jac de Klyver. RAZE 3605, fol 132, 27-1-1667 (Schepenakten Wemeldinge).
Blijkbaar werd het eerste testament in twee stappen gewijzigd. Eerst na het overlijden van David (vóór 11-3-1662, zie ook de aantekening in de Ledenlijst NH Kerk). Daarna nog een keer na het overlijden van Pieter (in maart 1665 volgens de Ledenlijst. Merkwaardig is dan wel, dat ook Jan Jansen Weert toen overleed. Een pestepidemie, of een verwisseling in de ledenadministratie ?).

Enkele schuldakten geven nog wat nadere informatie over Neelken en de samenstelling van haar gezin.
Voor een schuld van (waarschijnlijk haar zoon) Davidt Jansen aan Ds Jacobus de Klijver van Pd 40 Vls stelt Neelken zich borg. David wordt dan Davidt Jansen Weert (waard) genoemd. RAZE 3605, fol 28, 2-10-1660. David was getrouwd met Janneken Jacobs Snoup. Zoals bekend, huisvestte hij in 1654 de eilandpolitie, de Roo Roe. Dat zal in het huis "Antwerpen" geweest zijn (verkregen van zijn schoonvader), middenin de Dorpsstraat. Volgens de plaatsaanduiding van de Parochierechtkamer O daarvan, de kant van de school.


Opvallend is, dat Jan Jansen Weert en Frans Jansen Smit (broers) * niet in relatie tot Neelken Pieters worden genoemd. Jan en Marijnis worden in het doopboek wel genoemd als zonen van een Jan Mattheeusen. Dat was zeker een Jan van de Wemeldingse tak. Zoon van Mattheus Jansen. In die tak kwamen (volgens de Overloper van 1582) voornamen als Ffoort, Gheert (ook wel anders gespeld), Jacop en Pier Jan Mattheuss voor. Vadersnamen die verder weinig houvast bieden.

Waar Neelken Pieters woonde, is bekend uit een andere Schepenakte. Die gaat over een schuld van Pd 16 Vls tegen 5% aan Samuel Cornelisen. Zij geeft haar huis als onderpand. Dat stond op 128 R eigen erf en 86 R vroone, Z en W de Heerenweg [de Rijtbane]. RAZE 3605, fol 87, 1-6-1664.
Het huis van Neelken stond volgens de Overlopers in Hoek 21, de Hoek tussen 't Dorp en de Reepwech, in de kleinste van de twee woongebieden binnen de binnenring van het Dorp. Gevormd door de Rijt en wat nu de Noordelijke Achterweg heet. Zie het kaartje bij de eerste paragraaf.
Neelken Pieters, weduwe van Jan Mattheeuse, is schuldig aan Ds Jacobus de Clijver Pd 24 Vls. Zij stelt de overwaarde van haar huis (boven de schuld aan Samuel Cornelisse) hiervoor als onderpand. RAZE 3605, fol 131, 27-1-1667.
Idem, geeft tot breder verzekering van haar borgstelling voor de schuld van haar zoon (!) Davidt Jansen Weert aan Ds Jacobus de Clijver, de [resterende] overwaarde van haar huis als onderpand. Gedaan in aanwezigheid en op datum als boven (Testament, fol 132). + RAZE 3605, fol 133, 27-1-1667.
Op zich trouwens wel een vreemd nevenbedrijf voor een predikant, geldschieter. Dat vraagt om afzonderlijke behandeling.

* Dat zij broers waren, kan worden afgeleid uit het feit, dat zij gezamenlijk optraden als borgen (RAZE 3605, fol 84, 28-5-1650). Verder trad Jan Jansen Weert op als voogd voor de wezen van Frans Jansen Smit en Anneken Goverts (RAZE 3605, fol 96v, 2-8-1651). Dat Jan inderdaad broer was, wordt zelfs met zoveel woorden in de weeskamerakte waarin hij de voogdij over de kinderen van Frans Jansen aanneemt, gezegd (RAZE 3631, fol 155v, 3-6-1651).
+ De zitting voor de drie akten waarbij Neelken Pieters betrokken was (RAZE 3605, fol 131-133), vond plaats ten huize van Ds Jacobus de Klijver. Mogelijk op verzoek van de schuldeiser. Dat gebeurde wel meer, als een betrokkene ziek, of slecht ter been was.

vrijdag 1 juli 2011

De Rekenmeester

Over Pieter Willems, Rekenmeester, is het een en ander bekend. Zijn voorouders zijn nog niet met zekerheid opgespoord. Bij nadere studie blijkt, dat er nauwe banden waren met belangrijke families binnen Goes en Wemeldinge. Voor een deel duidelijk van Vlaamse oorsprong. De kluwen van relaties is nog niet goed te ontwarren. Neelken Pieters, gehuwd met Jan Mattheeusen uit Hulst, was vermoedelijk een dochter van deze Rekenmeester.

Een vroeg document over Pieter Willems is zijn akte van aanstelling tot Ontvanger van belastingen. In RAZE 1668 (1586-1605), fol 16-17 (zonder datum) *. De aanstelling betreft de Zeeuwse belasting op vermogen. De honderdste en dubbele honderdste penning, meestal geschreven als Cen resp. CCen penn. Een heffing van 1%, resp. 2 % op onroerend goed. Hij kreeg die benoeming samen met (zijn broer ?) Merten Willems, burgemeester van Goes. Pieter voor het gebied west van Goes, Merten over dat oost van die stad. Pieter wordt in deze akte nog "borger der Stadt Goes" genoemd.
Volgens de Capitale Schattinghe 1606 woont Pieter in Middelburg. Hij is dan vermoedelijk ambtenaar van de Staten van Zeeland, mogelijk al Rekenmeester. Over taak en werkwijze van de Rekenkamer (in Middelburg) geeft Isaak Tirion nadere gegevens. Ook is er een uitvoerige Instructie in het Zeeuws Archief. + 
De Staten van Zeeland hadden zeven Auditeurs (Rekenmeesters) in dienst. Door elk van de stemhebbende steden werd één lid voorgedragen, daarnaast nog één door de Eerste Edele. Bij goedkeuring werd het nieuwe lid benoemd en beëdigd. De Rekenmeester was ambtenaar bij de Provincie. Hij moest volgens de taakomschrijving in art. 6, elke rekening (boekhouding) "den Lande van Zeelant eenichsints raeckende, geene uytgesondert" controleren.

Het ging in deze functie vooral om de vaststelling dat Statenpenningen en andere heffingen volledig waren betaald, dat Rentmeesters de hun toevertrouwde bezittingen goed hadden beheerd, en dat uitgaven ten laste van de Staten van Zeeland volgens voorschriften (terecht en zonder verspilling) waren gedaan. Bij goedkeuring werd de rekening gesloten. De Rekenmeesters mochten zo nodig aanwijzingen geven voor de inrichting van de boekhouding, en zelfs boeten opleggen. Zij moesten op afroep beschikbaar zijn voor inlichtingen en advies in de colleges van Staten van Zeeland en Gecommitteerde Raden te Middelburg, en daarom daar wonen. Volgens Tirion (voetnoot (20, p. 84) werden de vaste afgevaardigden van Zierikzee en Veere van deze regel vrijgesteld, om ook hun stad financieel te kunnen adviseren. Vanaf 1670 (?) waren ook andere uitzonderingen mogelijk.
In de Schepenakten van Wemeldinge wordt Pieter Willems in 1614 en 1618 als Rekenmeester aangeduid. Het eerste geval betreft levering van een stuk zaailand. De tweede akte is interessanter. Pieter is dan schuldeiser van Jan Jacobsen, voor een bedrag van Pd 45 Vls. Dat sluit vrijwel uit, dat het om een heffing als de Cen of CCen penning ging. Jacques Mertsen schiet dit bedrag voor, op voorwaarde dat Jan Jacobsen zijn derrinckbouck verschijnende Goesse marct 1618 (zijn vorderingen in het lopend jaar uit leveringen van derrinck) overdraagt aan Pieter Willems. RAZE 3592, fol 134 (2-2-1618).
In de Overloper van 1624 van Wemeldinge wordt Hk 25 (De Stelhoek) aangeduid als "Den houck daer Pr. Bouwens in plach te woonen, oft daer het Stelhuys, nu wesende den rekenmeester Pr. Willems houve, in staet."

Over de afkomst van Pieter Willems is weinig met zekerheid bekend. Volgens de Instructie van de Rekenkamer moest hij in Zeeland (daarbij gerekend het huidige Zeeuws Vlaanderen) geboren zijn om te kunnen worden benoemd. Van Goese of Vlaamse afkomst ? Zoon van Willem Bouwens, gezien de vroegere naam van de Stelhoek ? Bouwen (Boudewijn) is een van oorsprong Vlaamse naam. Pieter Willems was waarschijnlijk gehuwd met Maeyken Claes. Het laatste volgens de huwelijksakte van Neelken Pieters en Jan Mattheeusen. Aangenomen tenminste, dat de Rekenmeester inderdaad de vader van Neelken Pieters was. Gezien zijn functie zal hij wel lid van de NH Kerk zijn geweest.
Pieter Willems staat niet op de ledenlijst van de Kerk van Wemeldinge. Alleen door onvolledigheid ? De lijst vertoont een groot hiaat tussen 1617 en 1644. Er komt wel een Maeijken Claes voor (27 maart 1616). Ook blijkt wel de samenstelling van het gezin van Neelken Pieters en Jan Mattheeusen, met hun overlijdensdata:

43. Jan Mattheeusen, overleden juli 1660
44. Neelken Pieters, overleden 1667
45. Jakemijntje Jans, overleden augustus 1653
46. Pieter Jansen, overleden maart 1665

De jongste zoon, David Jansen [Mattheeusen], ontbreekt op de lijst kerkleden, maar staat wel in het doopboek. Op nr. 42 stond Marijnis [Jansen Snoup ?], vertrokken (datum ontbreekt). Op nr. 47 werd Cornelis Willemsen genoemd (een broer van Neelken ?).

* Deze akte vermeldt geen data. Wel als aanleiding tot de benoeming het overlijden van dijkgraaf Blancx. Verder als basis voor de aanstelling een besluit op 12 september laatstleden. Het eerste punt betreft zo goed als zeker dijkgraaf en bedijkingsdeskundige [Jan Adriaensz] Blancx, overleden in 1587. De lage folionummers maken datering in vergaderjaar 1587 aannemelijk.
+ Isaac Tirion, "De Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden" Deel 9 (1751). P. 83-88. ZA/RAZ, Inv Nr 505 (Rekenkamer B), fol 109-115 (20-6-1596).