woensdag 8 juni 2011

Beroepen

Van de in het Dorp uitgeoefende beroepen, is een vrij volledige reconstructie te maken. Naast de Schepenakten is een overzicht uit het boek van E. Muller en K. Zandvliet "Admissies als Landmeter in Nederland voor 1811" (1987) gebruikt. Daarnaast leverden de Kerkrekeningen nuttige gegevens op. Voordeel van de laatste bron is, dat de "beroepsopgaven" (meestal in de vorm van toenamen) te controleren zijn aan de hand van specifieke leveringen. De Schepenakten maken dat maar zelden mogelijk.

Het verbaast niet, dat de volgende lijst (minstens) een bakker, chirurgijn, dekker, kleermaker, metselaar, molenaar, predikant, smid, timmerman, wever, wagenmaker, en winkelier voorkomen. Wel trekken de advocaat, arts, dijkgraaf, landmeter, en raadsheer meteen de aandacht. Toch is het niet zo uitzonderlijk, dat een handvol hoger opgeleiden in Wemeldinge woonde. Zij kwamen, gelet op de namen, vooral uit de schepenfamilies. Dit milieu gaf hun zonen vaak een uitstekende opleiding. Minstens tot de Latijnse School. C. Dekker geeft daar, voor het Wemeldinge voor 1600, wat voorbeelden van.
Opvallend blijven wel de bierstekers, herbergiers, tappers, en schippers. Daarnaast ontbreken enkele beroepen vreemd genoeg. Zoals een schilder, schoenlapper, slager. Vooral de laatste twee punten vragen een verklaring.

Uit de Kerkrekeningen blijkt wel, dat er in Wemeldinge door diverse gemeenteleden schilder- en pleisterwerk werd uitgevoerd. Dat wijst erop, dat meer mensen in het Dorp die vaardigheden hadden. Vaklieden konden hier met dit werk dan waarschijnlijk hun brood niet verdienen. Hetzelfde geldt voor de slagers. Er zal veel huisslacht geweest zijn. Dan werd (zoals lang gebruikelijk op het platteland) lang niet altijd een vakslager te hulp geroepen. Schoenlappers waren er in Wemeldinge tenslotte wel. Maar wie dit vak in de 17e eeuw in het Dorp precies uitoefenden, is niet goed vast te stellen.
De grens tussen bierstekers, herbergiers, schippers, en tappers is vloeiend. Een biersteker kan puur handelaar zijn, maar (zelfs tegelijk) ook tapper. Een herbergier combineert het cafebedrijf met een logement. Schippers zorgden in deze tijd voor de aanvoer van bier (en andere waren). Met een dergelijk transportbedrijf was kennelijk, net zo goed als met bijvoorbeeld smids- of timmerwerk, (goed ?) brood te verdienen.

[Update 25 juni 2011]

In de eerste helft van de Gouden eeuw was bier nog de basisdrank. In tapperijen werd toen ook zeker brandewijn geschonken. Wijn was duur. Dat werd daarom vooral gedronken in rijkere kringen. Toch zag een enkeling in Wemeldinge (terecht ?) wel handel in dit luxe-artikel. In RAZE 3598, fol 81v (10-4-1677) komt bijvoorbeeld de volgende passage voor:

"Compareerde Willem Jansen, [...] de welcke heeft gecedeert [verpand] aan d'hr. Heindrick van Coppernolle de beteringhe en bate [overwaarde] van de helft scheijdinghe [bij erfenis verdeelde helft] van een huijs met sijn gevolch [...], waer jeghens den voors. [hiervoor vermelde] Heindrick van Coppernolle hem [aan hem] Willem Jansen sal op sijne rekeninghe laten valideren [overmaken] de somma van ontrent [ongeveer] 200 gulden over Coop van wijnen."

Tenslotte nog iets over de aanvoerroute voor het bier. C. Dekker en G.J. Lepoeter * verschillen hierover wat van mening. De laatste neemt volgens Dekker aanvoer aan via een haven N van Wemeldinge (bij de Val). Hij bestrijdt dat, en wijst erop, dat in die hoek de Couwerherbergh niet was, wel de resten van de polders  Sichuit en Stormezande. Door het voorland (schorren) zou bieraanvoer daar moeilijk geweest zijn.
Waarschijnlijk hebben beide auteurs gewoon gelijk. De twee verschillende opvattingen sluiten elkaar niet uit. Aannemelijk is, dat de aanvoerhaven (midden 17e eeuw, na de grote dijkval bij Stormezand ?) verplaatst werd van de hoek van de Koudenpolder (Couwerherbergh) naar de Val.

In RAZE 3595, fol 48 (23-2-1630) wordt de plaats van een Bierwech vrij precies aangegeven, als "bij Mars. Coolens ende de Rondoute [het redout] ofte wachthuijs op Kouwerherberghe".
Die gegevens worden in fol 49v (27-4-1630) herhaald, met de toevoeging, dat daar ook de "Bierapperel" [Bieroprit naar de dijk] was. In RAZE 3597, fol 22v (14-11-1641) wordt gesproken van een "Biercreecke" in de polder van Stormezand. In fol 63v (1-6-1647) tenslotte, helaas wat vaag, nog over "een eynde dijcks [...] geleghen achter dese dorpe tussen den 1sten ende tweeden [!] Bierwegh".  De "Tegenwoordige Staat" (1741, eerder geciteerd) plaatst de bierhaven later ook onmiskenbaar N van Wemeldinge.
Het volgend kaartje (GA Goes, TK 022) is voor de (vroegere ?) route via Couwerherbergh duidelijk.


* C. Dekker, "Een Zeeuws Dorp in de Middeleeuwen" (2007), p. 165, voetnoot 57. Hij verwijst daarbij naar
G.J. Lepoeter en J. C. de Groene, "Wemeldinge: historie van een dorp tussen Kerk en Kanaal" (2005).

Geen opmerkingen:

Een reactie posten