zaterdag 23 juli 2011

Hoek 21 (Eerste benadering)

In deze veldhoek stonden rond 1620 vermoedelijk maar zeven grote opstallen. De huizen of hoeven van Foort Christiaens, Leyn Mertss, Nout Claess, Jan Mattheeuss, Mars Prs Verburch, Claes Leynss, en twee schuren. Daarnaast ongetwijfeld ook wat kleinere, zoals een bakoven, een hok voor varken, geit, of kippen, en een schuurtje voor berging van gereedschap etc. Aan de overkant van de Rijtbane (het stuk weg tussen de sloppen en de N Achterweg) lagen nog enkele percelen die bij de huizen aan de Dorpsstraat hoorden. Die verzorgingsstraat is daarom niet helemaal als grens genomen.


De Overlopers verdelen de Hoek in drie delen. De ligging wordt hierin omschreven als "Den houck tusschen het dorp ende den Reepwech." Op het kaartje bij de transcripties van de oudste grondregisters, ontbreekt deze hoek. Maar gelet op de grenzen van de wel ingetekende hoeken, kan Hoek 21 alleen in de kom van het Dorp gelegen hebben. C. Dekker heeft de hoek daar op twee kaartjes ook globaal aangegeven. *
Zoals bekend, liep de Reepweg van de Noordelijke Achterweg in noordelijke richting naar de binnendijk van de Stormezandpolder. Dat is nu ook nog zo. Hoe kan de hoek dan tussen die weg en het Dorp gelegen zijn ?
Dat kan, als een stukje van de Noordelijke Achterweg vroeger ook Reepweg genoemd werd. Dat is zeker niet uitgesloten, maar hard bewijs daarvoor is niet gevonden.

De nu ingetekende grenzen geven een eerste benadering, die nog aan de hand van verdere gegevens getoetst moet worden. 

Aanknopingspunten voor een nadere begrenzing geeft de kadastrale kaart van 1813. Verder de akten van Transporten. Belangrijk detail is nog, dat de Reephof volgens Dekker omgracht was, en dat Jan Huyss daar ("opte Repe") heeft gewoond (p. 152, 153). Dat was in de tijd rond 1600.
De grenzen van Hoek 21 lijken vrij scherp te bepalen door weg- en kavelpatroon. De verdere gegevens doen vermoeden, dat het huis van Jan Mattheeusen en Neelken Pieters op het kleinste (middelste) van de drie delen zal hebben gestaan, met de percelen nummers [B] 46 - 48. Mogelijk op perceel 47.

Volgens de Overlopers lag de "veste", juist in het middelste stuk. C. Philipse suggereerde dat eerder al. + Dat deel bestond toen uit meer percelen. Blijkbaar was het ook vroeger iets groter. Het wegpatroon kan dus nieuwer zijn. Een nadere analyse volgt daarom nog.
Dat is ook gewenst, omdat de Overlopers niet helemaal gelijk zijn in aantal percelen en grootte. Verder verschillen de vroeger aangegeven oppervlakken in oude maten, met die van het kadaster in ha-a-ca.
Enkele gidsnamen geven houvast voor de rangschikking van de percelen uit de akten. Dat zijn: 't Kort straetken, de Quadenwech, Overwelve [?], een stuk land van de Kerke alhier, één van de schuren, de Repe, 't Wegeling. Hiernaast nog wat straatjes die als Heerenwech of Rijt worden aangeduid. Deze opsomming werd al globaal van west naar oost gesorteerd. Daarvoor zijn gegevens uit Transportakten, Overlopers, en de eerste kadastrale kaart gebruikt. In vakken gezet, levert dat de volgende reconstructie op.


Mijn voorlopige conclusie over de plaats van de "veste" is daarom iets anders dan die van Dekker. Dat woord moet wel, inderdaad (zoals hij ook al deed) opgevat worden in de betekenis van gracht, niet van ommuurde plaats. De gracht van de vroegere Reephof was waarschijnlijk slechts een te verwachten kavelsloot. Kavelsloten zullen er aan de rand van alle wegen geweest zijn. Resten daarvan (?) zullen er dan (volgens foto's en kaarten) het langst rond de Reephof hebben bestaan. Ook werden er volgens Philipse bij de afbraak van de Reephof resten van zware muren en een stenen tongewelf aangetroffen. Gebruikte kloostermoppen wijzen op hoge ouderdom van het gebouw op die plaats (Philipse, p. 42). Dat zal met elkaar enige verwarring over de juiste plaats van "het vroonken waar de veste om leijt" in de hand hebben gewerkt.

* C. Dekker, "Een Zeeuws Dorp". P. 122, 131.
+ C. Philipse, "Wemeldinge, een oud dorp". P. 42.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten